CDA smacht naar een nieuwe leider
Zelden was de situatie van het CDA zó deplorabel. In de peilingen gekrompen tot een middelgroot partijtje, dreigen Limburgse christendemocraten nu met een heuse afsplitsing. Is de Verelendung van de christendemocratie al zo ver voortgeschreden dat er ruimte ontstaat voor een nieuwe, frisse, potige leider die de partij opnieuw een vaste koers geeft? En zo ja, wie zou dat kunnen zijn?
Kan het erger? Toegegeven, de partij van Verhagen en Bleker zít op het pluche. Maar nooit stond het eens zo fiere CDA, dat bij bijna elke naoorlogse formatie een sleutelpositie innam, lager in de peilingen dan in 2011: een schamele 11 zetels. Toch zou die virtuele neergang zo erg niet zijn als het CDA, onder aanvoering van een vastberaden leider, de gelederen hermetisch sloot om strijdbaar de toekomst tegemoet te gaan.
Van niets lijkt de partij echter verder verwijderd. Een nieuwe leider? Niet alleen informeel aanvoerder Verhagen, die onlangs liet weten niet beschikbaar te zijn voor het lijsttrekkerschap, maar ook andere prominente en getalenteerde CDA’ers hielden de laatste weken de boot af. Wonderboy Eurlings? „Niet beschikbaar.” Goudhaantje De Jager? „Ik ga dat zeker niet doen.” Samenbindster Van Bijsterveldt? „Neeeh, ik niet.” Weigeringen die bij elkaar opgeteld het beeld oproepen van een zinkend schip waarop niemand nog kapitein wil zijn.
Uitgerekend in dit partijleiderloos tijdperk lekte deze week uit dat het zogeheten Strategisch Beraad, dat zich in opdracht van het partijbestuur bezint op een nieuwe langetermijnvisie, het CDA-stuur een ruk naar links wil geven. Of en in hoeverre dit werkelijk gebeurt, zal over een week blijken als op het partijcongres van zaterdag 21 januari in Maarssen het langverwachte rapport wordt gepresenteerd.
Inmiddels heeft het echter zijn uitwerking al gehad. Zo is in de eerste plaats het beeld bevestigd dat de heftige meningsverschillen over de koers, in 2010 zo pijnlijk aan de oppervlakte gekomen, door deelname aan de gedoogcoalitie allerminst verdwenen, maar daarentegen nog springlevend zijn. De spanning liep deze week zelfs zo hoog op dat vooraanstaande Limburgse CDA’ers, die zich al langer ergeren aan de uitstraling van ”morele superioriteit” van predikant-partijvoorzitter Ruth Peetoom en aan haar ”vaagtaal”, bevestigden dat in hun provincie serieuze plannen klaarliggen voor een afsplitsing van de partij.
In de tweede plaats doet wat vanuit het Strategisch Beraad is uitgelekt vermoeden dat er in de partij een omslag gaande is. Op het roemruchte partijcongres van 2 oktober 2010 behaalde het kamp-Verhagen, zeg maar: de voorstanders van een no-nonsense, CDU/CSU-achtig conservatisme, een overwinning op het kamp-Hirsch Ballin, zeg maar: de idealistisch, sociaal en groen georiënteerde christendemocraten.
Maar die overwinning leek ruimer dan zij in werkelijkheid was. Zeker, twee derde steunde Verhagen, Donner en Van Haersma Buma. Maar het grootste deel van deze groep deed dat meer met het verstand dan met het hart. Nu de verstandsargumenten zijn weggevallen –Wilders is níét ingekapseld, het CDA maakte in de peilingen een vrije val–, neigen veel partijgangers weer meer naar het midden, naar een uitgesprokener sociale koers, en naar een afstand nemen van de PVV.
Dat Verhagen vorige week zijn ambitie om partijleider te worden definitief losliet, is in dit licht een moeilijk te overschatten mijlpaal. Nu de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie achter de coulissen is gestapt, wordt daardoor automatisch de positie van partijvoorzitter Peetoom sterker. En het zal niet de eerste keer zijn dat talloze ambitieuze en talentvolle partijgangers feilloos aanvoelen hoe in hun club de wind waait, waarna zij hun jasje in die richting laten wapperen.
Rimpelloos zal deze omslag –áls hij inderdaad gaat plaatsvinden– echter niet verlopen. Alleen al de reactie van Limburgse CDA’ers staat daar garant voor. De grote vraag blijft daarom of het CDA nog een ordelijke uitweg weet te vinden uit de huidige turbulentie, veroorzaakt door gebrek aan vaste koers en overtuigend leiderschap.
Daarbij is de volgorde der dingen niet onbelangrijk. Theoretisch is het het fraaist om –zoals het partijbestuur wil– eerst een nieuwe koers vast te stellen, om daar vervolgens de geschiktste leider bij te zoeken. In de praktijk gaat het vaak omgekeerd. Jarenlang, onder Zalm en Van Aartsen, tobde de VVD over haar koers. Het einde van alle onzekerheid en gediscussieer werd niet primair bereikt doordat men het zo roerend eens werd over een briljant opgeschreven beginsel- of partijprogramma. Wel door het opstaan van een nieuwe, overtuigende leider, Rutte, van wie niemand het inmiddels meer interesseert of hij nu links of rechts is; hij is gewoon de succesvolle verpersoonlijking van het VVD-gevoel. En daarmee basta.
Die route zou ook voor het CDA wel eens de beste kunnen zijn. Na het terugtreden van Balkenende kon men lange tijd volhouden: „Wij hebben geen formele leider en kunnen wel even zonder. Leiders worden bij ons alleen aangewezen via het lijsttrekkerschap bij Kamerverkiezingen.” Maar die mantra wordt steeds minder geloofwaardig. Bovendien: wie weet hoe snel nieuwe verkiezingen al aan de orde zijn?
Wil het CDA één blijven en de perikelen van 2010 definitief achter zich laten, dan staat het voor de uitdaging iemand te vinden die min of meer onbesmet is en geen sterk profiel heeft opgebouwd in de strijd over samenwerking met de PVV. Eén ding scheelt: een soort van kandidaat-premier hoeft deze man of vrouw niet te zijn. Liever niet zelfs. De positie van vanzelfsprekende leider in het politieke krachtenveld heeft het CDA nu eenmaal verloren. En de gang van zaken bij de PvdA laat zien dat je met aspirant-premiers van een koude kermis kunt thuiskomen.
Liever iemand die, net als Rutte, Roemer of Pechtold, merkbaar plezier heeft in het parlementaire handwerk en het politieke spel. Iemand die geworteld is in het christendemocratische gedachtegoed, dat wel, maar tevens iemand die beseft dat het woord rentmeesterschap negen van de tien Nederlanders niets meer zegt. Want, om met CDA-kenner P. G. Kroeger te spreken: „Wie komt er anno 2012 op straat nog weleens een rentmeester tegen?”
Ja, kiezen voor een onbekend persoon ís een gok. Maar… als er één partij gokken mag, is het een partij die op de bodem zit, die niets meer te verliezen heeft. En: was het op het schild heffen van het relatief onbekende, ietwat saaie Kamerlid Balkenende in 2002 ook geen grote gok? Wie had toen verwacht dat deze aandoenlijk onhandige Harry Potterfiguur acht jaar lang niet uit het Torentje te verdrijven zou zijn?
Liesbeth Spies (1966)
Kwam onlangs bovendrijven als de geschiktste opvolger van de naar de Raad van State vertrokken minister Donner (Binnenlandse Zaken). De eigenschappen die haar ministeriabel maken, komen ook een partijleider van pas: degelijk, deskundig en consensusgericht. Zal als minister en vicepremier beter uit de verf komen dan als oppositieleider. In een versplinterd politiek krachtenveld met meerdere middelgrote partijen die elkaar qua omvang weinig ontlopen, hoeft dat geen probleem te zijn. Met Spies aan het roer is het CDA in elk geval gevrijwaard van een ondergang als gevolg van interne verdeeldheid. In de huidige verhoudingen is dat al heel wat.
Jan-Kees de Jager (1969)
Gold ten tijde van Balkenende IV als het oliemannetje tussen PvdA-voorman Bos en CDA-leider Balkenende en blijft ook in het kabinet-Rutte als minister van Financiën een onverstoorbare blijmoedigheid uitstralen. Aantijgingen vanuit de oppositie dat dit kabinet een kil saneringsbeleid voert, zijn wonderwel vrijwel nooit aan zijn adres gericht. Zijn soepele imago kan het CDA van pas komen in een tijd waarin het veelvuldig de deur moet openhouden naar diverse meerpartijencoalities. Moet als partijleider wel op zoek naar een goede speechwriter met een hoog ideologisch profiel.
Camiel Eurlings (1973)
Stond lang te boek als de charismatische rooms-katholiek die Brabant en Limburg voor het CDA kan terugveroveren op de PVV. De status is hij nog niet kwijt, ondanks zijn malle saluut aan Verhagen op het historische partijcongres van 2 oktober 2010 in Arnhem, waarmee hij de 32 procent die nee zei tegen samenwerking met de PVV schoffeerde. Als de huidig directeur vrachtvervoer bij Air France-KLM ook het vertrouwen wint van partijgenoten die hem zien als gladde jongen is het CDA met hem aan het roer in elk geval weer voor een paar jaar uit de brand.
Jack de Vries (1968)
Een van de spaarzaam geworden CDA’ers die het nieuws al halen als ze ontkennen te hebben gezegd kandidaat voor het lijsttrekkerschap te zijn. Op het Binnenhof is de oud-campagneleider en oud-staatssecretaris, ondanks zijn politieke terugtreden in mei 2010 vanwege het hebben van een relatie met een ondergeschikte, nog lang niet afgeschreven. Hem voordragen als partijleider vergt naar buiten toe overtuigingskracht, nog meer dan het op het schild heffen van Eurlings. Critici zullen De Vries vanaf het begin wegzetten als de eeuwige spindoctor die alleen zijn machtsinstinct volgt.
Martijn van Helvert (1978)
Als relatief onbekende bestuurssecretaris van een Limburgse CDA-gedeputeerde werd Van Helvert in 2010 vrij onverwacht voor de leeuwen gegooid. Met een knappe campagne, waarin hij het als kersverse lijsttrekker van het CDA Limburg moest opnemen tegen de populaire kopstukken Laurence Stassen van de PVV en de Venlose wethouder Mark Verheijen van de VVD, voorkwam hij dat zijn partij in Limburg werd weggevaagd; een prestatie van formaat. In de landspolitiek is Van Helvert nog een onbeschreven blad, iets wat zijn eventuele verkiezing tot partijleider een riskant tintje geeft.
Karsten Klein (1977)
Klein is een van de weinige overgebleven grotestadswethouders, om precies te zijn in Den Haag, waar hij veel lof oogst met zijn sport-, welzijns- en jeugdbeleid. In Den Haag drukt het CDA nog wel een duidelijk stempel op het beleid rond bijvoorbeeld vrijwilligerswerk of jeugd en gezin, maar de zondagsrust en de rechtsbescherming van gewetensbezwaarde ambtenaren heeft het als speerpunten laten vallen. Een CDA als laatstekeuscoalitiepartner met een nog verder verwaterd christelijk profiel; het zou voor de toekomst wel eens het hoogst haalbare in de Tweede Kamer kunnen zijn. Voor zo’n CDA is Klein als leider prima geschikt.