Oog voor menselijke kant van conflict met Iran
De spanningen tussen Iran en het Westen lijken steeds verder toe te nemen. De jongste verscherping van de sancties tegen het bewind in Teheran en de Iraanse dreiging de drukbevaren Straat van Hormuz af te sluiten hebben de afgelopen week alleen maar meer olie op het vuur gegooid.
Intussen buitelen analisten over elkaar heen met het voorspellen van mogelijke scenario’s. Die variëren nogal. Sommige waarnemers verwachten dat de Verenigde Staten dit jaar de Iraanse nucleaire installaties zullen aanvallen. Het wachten zou enkel nog zijn op een geschikte aanleiding.
Die aanleiding lijkt zich al aan te dienen. Amerika trok onlangs een vliegdekschip uit de Perzisch Golf terug omdat Iran tien dagen van militaire oefeningen in het gebied hield. Teheran heeft Washington nu te verstaan gegeven dat de carrier zich niet meer in de golf mag vertonen. En Iran waarschuwt maar één keer, liet het regime er dreigend op volgen.
De Verenigde Staten lieten direct daarop weten dat ze hun militaire aanwezigheid in de Perzische Golf zullen blijven behouden en dat ze een afsluiting van de strategisch belangrijke Straat van Hormuz, waarlangs 20 procent van de wereldwijde olie-export passeert, niet zullen tolereren. Een regelrecht recept voor confrontatie, zo laat het zich aanzien.
Bijkomend voordeel is dat Amerika inmiddels al zijn troepen uit Irak heeft teruggehaald. Iraanse vergeldingsaanvallen op Amerikaanse militairen in het buurland behoren daarmee niet meer tot de mogelijkheden.
Deskundigen aan het andere einde van het spectrum zijn een totaal andere mening toegedaan. Zij stellen dat de Verenigde Staten –en eigenlijk de hele wereld– zich helemaal geen oorlog tegen Iran kunnen veroorloven.
Door een militaire confrontatie tussen Iran en het Westen zou de olieprijs tot ongekende hoogte stijgen. Dat kunnen de toch al door crises geplaagde economieën bepaald niet behappen, is de redenering.
Los daarvan zou een offensief tegen Iran tot een regelrechte regionale oorlog in het Midden-Oosten kunnen leiden. Daarbij zou Israël kunnen worden betrokken, als Iran de Libanese beweging Hezbollah de vrije hand geeft om de Joodse staat met raketten te bestoken. Ook Syrië zou zich in de strijd kunnen mengen, al was het alleen maar om de aandacht van de al maanden durende binnenlandse onrust af te leiden.
Bij al het drukke gefilosofeer van de dames en heren analisten is het intussen wél de vraag of zij zich niet al te veel blind staren op dorre feiten, cijfers en kansberekeningen. Maar al te snel wordt vergeten dat er achter getallen en statistieken menselijke gezichten schuilgaan. Aan beide zijden, welteverstaan.
In de Verenigde Staten zullen bezorgde moeders, die wellicht nog maar net hun zoon of dochter uit Irak of Afghanistan hebben zien terugkeren, zich afvragen wanneer het moment aanbreekt waarop ze opnieuw afscheid van hun kind moeten nemen.
Evengoed zullen Iraniërs zich zorgen maken over de riskante capriolen van hun leiderschap en over een dreigende buitenlandse militaire interventie in de Islamitische Republiek. Niet begrijpend waarom de ayatollahs het leven van hun eigen bevolking op het spel zetten met hun pogingen de vermeende Iraanse status van regionale grootmacht van een nucleair randje te voorzien.
Enkele jaren geleden verzorgde ik een gastles Engels aan een middelbare school in Teheran. De bedoeling was dat ik iets over het leven in Nederland zou vertellen. Dat ging nog wel.
Het was ook de bedoeling dat de leerlingen na afloop vragen over het leven in Nederland zouden stellen. Dat liep echter volstrekt anders. De Iraanse tieners, belust op hun kans om eens met iemand uit het Westen van gedachten te wisselen, hadden heel andere dingen aan hun hoofd. De allereerste vraag luidde dan ook: „Beste meneer uit Nederland, wat denkt u, gaat Amerika ons nu écht aanvallen?”
Reageren? buza@refdag.nl