Domineesgalm te boven
Het was bijzonder warm tijdens een zomerconferentie van de CSFR. Ik was conferentiepreses en dr. J. J. Buskes zou spreken. Ik dankte bij de opening voor het mooie weer. Direct daarna barstte Buskes los: van dit weer kreeg hij hartklachten en de boeren zaten te snakken naar regen. Oppassen dus met danken.
In kerkdiensten krijgt het fraaie weer, ook winterweer met vers gevallen sneeuw of ijzel, meer aandacht dan storm en regen. Maar „alle weer is Gods weer.”
Sommigen zijn zeer royaal in het danken. Ds. W. L. Tukker was een deftig man. Hij hield ook van mooie dingen. Hij reed in een Jaguar. Hij paste niet in een lelijk eendje, zei ooit ds. M. Groenenberg. Voor het mooie waagde hij het ook te danken. Zo zat hij ooit bij ons aan de dis, waarop het Wedgwoodservies stond uitgestald. Innig dankte hij voor het fraaie servies. Dat had het mee aanzittende kroos zijn vader nog nooit horen doen.
Ds. L. Kievit zat met zijn beminde ook een keer aan, bij hetzelfde servies. Mevrouw had meer aandacht voor het wildbraad dat erop zou komen en bracht bij voorbaat haar dank horizontaal tot uitdrukking met een welgemeend: „Heerlijk!” Waarop haar echtgenoot zei: „Mijn vrouw begint altijd in het stuk van de dankbaarheid.”
Dit alles brengt mij op een herinnering aan ds J. G. Abbringh, ooit hervormd predikant in Wilsum, Papendrecht, Hoevelaken, Benschop, Oosterwolde, IJsselmuiden, Arnemuiden en (na 20 december 1967) opnieuw in Hoevelaken. Ook een deftige dominee, met nog zo’n mooie ouderwetse domineeskuif.
Zijn wat omfloerste stem droeg echter niet ver. Grote kerken kon hij maar moeilijk bepreken. Nieuwe geluidstechnieken en geluidsversterkers in de kerk waren voor hem dan ook een uitkomst. Hij zei dat niet alleen in persoonlijke gesprekken maar dankte er ook in kerkdiensten voor, zoals ik tweemaal meemaakte na een preek. Hij had kennelijk gemeenten gediend waar zijn stem niet toereikend was.
Op oude gravures ziet men soms de hoorders tegen de preekstoel aangedrongen om hun zwakgestemde leraren toch goed te kunnen horen. En het verhaal gaat dat de domineesgalm als surrogaat moest dienen voor geluidsversterking. Soms paste een enkel woord vier keer in een galm, zodat de hoorders het in ieder geval toch wel een keer konden hebben opgevangen. Als die galm is verdrongen door de techniek, is dat alleen al voor de hoorders een zaak om dankbaar voor te zijn.
De moraal van dit verhaal wil zijn dat er best nagedacht mag worden over heel concrete zaken om voor te danken. Er is meer dan „geestelijke nooddruft” en „de koster en de organist.” Technische vooruitgang is niet alleen vloek, zoals wijlen dr. F. de Graaff met enige overdrijving placht te leren, maar ook zegen.
Ds. Abbringh dankte voor de microfoon. Hij kon niet bevroeden wat er na hem nog komen zou: internet, met onbeperkte mogelijkheden, zodat ook preken ”all over the world” snellen. Neem vandaag Digibron: alles wat gepubliceerd is, is in een handomdraai beschikbaar. Ongekende zegeningen. Niet zuchten maar danken.