„Jezus stierf vooral voor slachtoffers”
’s-GRAVENZANDE - Verzoening door voldoening. Met deze kernachtige formulering hebben in de loop der eeuwen veel theologen het verlossingswerk van Christus samengevat. Dr. A. H. van Veluw onderstreept haar. Maar dat Christus’ offer gebracht is om Gods toorn te stillen, acht hij een karikatuur van de klassieke verzoeningsleer. „De kruisdood is vooral een juridische genoegdoening jegens de slachtoffers in deze wereld.”
Waarom moest Jezus Christus sterven? Waarom was er zo’n zwaar offer nodig? Wilde God dat Zijn toorn bevredigd zou worden? Wilde God bloed zien voordat Hij kon vergeven? Hij openbaart Zich toch in de Bijbel als de God Die onvoorwaardelijk vergeeft? Deze vragen brachten ds. Van Veluw, hervormd predikant te ’s-Gravenzande, er tien jaar geleden toe zich te verdiepen in de christelijke verzoeningsleer. Door het analyseren van begrippen en uitspraken, volgens de methode van de zogenaamde Utrechtse School, probeerde hij helder te krijgen waarom Christus zo’n zware straf moest ondergaan. Zijn studie heeft geresulteerd in een proefschrift (”De straf die ons de vrede aanbrengt. Over God, kruis, straf en de slachtoffers van deze wereld”; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer). Donderdagmiddag verdedigt hij het aan de Groningse universiteit.
Dat de verzoeningsleer door de kwestie-Den Heyer zo actueel zou worden, had de hervormde predikant uit ’s-Gravenzande aan het begin van zijn onderzoek niet kunnen bevroeden. „Maar in de geschiedenis van het christendom is hierover altijd al geworsteld. Over de drie-eenheid, de twee naturen van Christus en de canon van de Bijbel zijn door concilies uitspraken gedaan. Over de verzoening niet. Dat is heel opvallend.”
Vooral in Nederland is veel over de verzoening gediscussieerd. Voordat Den Heyer met zijn omstreden visie naar voren kwam, hadden de hervormde theoloog Smits („geef mijn portie maar aan Fikkie”) en de gereformeerde Wiersinga (het kruis zou volgens hem slechts „schokken” tot wederliefde) al veel stof doen opwaaien. Den Heyer vindt het een angstaanjagende gedachte dat God een gevangene is van Zijn eigen gerechtigheid. Hij kan niets met de gedachte dat God bloed wilde zien. „Ik denk dat velen, ook in de gereformeerde gezindte, moeite hebben met de klassieke verzoeningsleer”, meent ds. Van Veluw. „Maar Den Heyer vecht tegen een karikatuur van de traditionele verzoeningsleer.” Zoals hij het verwoordt, is het volgens ds. Van Veluw niet gesteld door Anselmus, die in de elfde eeuw als eerste uitvoerig de verzoening heeft beschreven in termen van straf en voldoening, en zo kwam met het zogenaamde juridische model.
Wat heeft Anselmus dan wel bedoeld? De hervormd-gereformeerde predikant geeft een beknopt college. „Anselmus benadrukt dat de schuld van de mens verzoend moet worden. Dat is het traditionele model geworden zoals we dat in de westerse kerk en, in het verlengde daarvan, in de gereformeerde traditie zien functioneren. Maar nu het punt: zegt hij dat Gods toorn gestild moet worden of dat de losprijs aan de duivel moet worden betaald? Nee, zegt Anselmus, het gaat om Gods eer. Die staat op het spel. Maar wat is nu Gods eer? Den Heyer en vele anderen gaan hier de fout in door te zeggen dat het om Gods persóónlijke eer gaat. Maar dat is niet zo. Anselmus benadrukt dat God Zelf niet aangetast kan worden. Maar wat is het dan wel? Gods eer en Zijn gerechtigheid zijn Zijn schépping. Het is Zijn eer te na dat het niet rechtvaardig toegaat in Zijn schepping. Dat is het punt van Anselmus, en trouwens ook van Calvijn.”
Bij dit onderdeel aangeland, is dr. Van Veluw in zijn onderzoek een stap verder gegaan. „Ik heb me afgevraagd: Wat is in Gods schepping nu zó kwaad en onrechtvaardig dat daarvoor zo’n offer, zo’n vergelding moest plaatshebben? En dan zeg ik nu: Dat is vanwege de slachtoffers. Dat is het nieuwe van dit onderzoek. Het gaat God erom dat er recht gedaan wordt aan Zijn schepping, en dan in eerste instantie aan de slachtoffers. God is in de eerste plaats de God van de slachtoffers. Bijbels gezegd: Hij is een God van weduwen en wezen, van verdrukten en geknechten. Om daaraan iets te doen, dat is Zijn eer. Zijn goede naam staat op het spel.”
U stelt dat Christus’ kruisdood niet is bedoeld om Gods toorn te stillen. We treffen deze formulering wel letterlijk aan in artikel 21 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.
„Voordat ik daarover een uitspraak doe, zou ik eerst willen onderzoeken in welke context het daar staat. In mijn proefschrift heeft de toorn van God wel een plaats. God vertoornt zich over het kwaad. In het kruis van Christus bestraft Hij dat. En als zodanig zou je kunnen zeggen dat Gods toorn wordt gestild.”
Stel, een gemeentelid van u zegt dat hij mag weten dat zijn zonden door God vergeven zijn -en dat daarmee de relatie met de Heere hersteld is- omdat Christus daarvoor aan het kruis geleden heeft. Valt deze uitspraak te harmoniëren met uw visie op de verzoeningsleer?
„Ik begrijp wat zo iemand zegt, maar het moet verder worden uitgelegd. De schuld die ik maak in de richting van mijn medemensen, die daarmee slachtoffers worden, heeft Christus voldaan. Maar wat mijn persoonlijke relatie met God betreft, speelt in de eerste plaats verzoening door voldoening geen rol. Daarin gaat het om berouw en vergeving. God vergeeft onvoorwaardelijk, zoals we zien in de gelijkenis van de verloren zoon. Maar doordat ik Gods schepping heb geschonden, heb ik ook Gods eer aangetast. En als zodanig is Christus’ offer ook voor mijn schuld ten opzichte van God nodig.”
Maar God vergeeft toch altijd op grond van het offer van Zijn Zoon, zal uw gemeentelid u wellicht tegenwerpen.
„De Bijbel staat er vol van dat God vergeeft zonder voorwaarden. Maar een mens heeft het offer wel altijd nodig. Want de mens maakt zich ook altijd schuldig aan de slachtoffers in de wereld.”
In een voetnoot schrijft u dat ongelovigen niet een eeuwige straf zullen krijgen, maar eens vernietigd zullen worden.
„Voor de leer van de eeuwige straf zijn de bijbelse gegevens ontoereikend.”
Wat te denken van Matthéüs 25:46: „En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn”?
„Tegen een paar van deze teksten kun je er twintig stellen die het tegendeel beweren. Als je de Bijbel in zijn geheel neemt, kun je niet zeggen dat God iemand is Die in eeuwigheid zal straffen. Bovendien is dit om morele redenen niet te verenigen met het bijbelse belijden dat God goed is. Openbaring 20 spreekt over de tweede dood. Daar houd ik het op.”
U schrijft in uw dissertatie dat God in de eerste plaats een God van slachtoffers is. Ook prof. dr. A. van de Beek zegt dit in zijn boek ”Jezus Kurios”. Waarin verschilt zijn visie met die van u?
„Bij prof. Van de Beek is God Zelf schuldig. Dat vind ik te ver gaan. Dat strijdt met het bijbelse belijden dat God goed is. Ik zeg niet dat Hij schuldig is, maar de schuld op Zich néémt. De verantwoordelijkheid voor de slachtoffers trekt Hij naar Zich toe. Hij kan dat doen omdat Hij Schepper, Koning en Rechter is.”