Gedachten over zending steeds weer ijken aan Heilige Schrift
Het is zaak dat we onze gedachten over zending en evangelisatie steeds weer ijken aan de Bijbel, reageert drs. J. H. van Doleweerd op Kees Moerman (RD 31-12) en ds. C. Sonnevelt (RD 3-1).
De zendingsliefde is tanende onder de bevindelijk gereformeerden. Dat was de strekking van mijn opinieartikel (RD 24-12). Ik signaleer in het artikel vier trends: de last drukt niet, vlakheid in het spreken over zending, valse bescheidenheid en ontbreken van profetisch getuigenis.
Verder roep ik op tot een herbezinning. Is ons doen en laten in overeenstemming met de Schrift? Leeft de Bijbelse zendingsopdracht onder ons?
Kees Moerman en ds. Sonnevelt schetsen in hun reactie op mijn bijdrage eveneens enkele veranderingen: eenrichtingsverkeer is tweerichtingsverkeer geworden, de scheiding tussen zending en evangelisatie is diffuus en er is in toenemende mate sprake van kerkelijk verzuiling en introvertheid.
Het zijn stuk voor stuk redenen om de Schrift te openen en te onderzoeken of we op de juiste weg zijn, of we trouw zijn aan het Bijbels getuigenis, of we met onze gedachten over zending en evangelisatie in het spoor van het Woord zelf gaan.
Dit betekent concreet ook dat, als ik een verouderde opvatting van zending zou hanteren, zoals ds. C. Sonnevelt suggereert, we met elkaar rond de Bijbel in gesprek moeten. Want niet onze eigen visie en onze kijk op deze wereld is normgevend, maar de Schrift.
Als er sprake is van scheefgroei, zoals Moerman constateert, waardoor de zendingstaak ongemerkt is weggegroeid van het grondvlak, moeten we ons eveneens door de Schrift laten corrigeren.
De ontwikkelingen van de laatste eeuw laten enorme verschuivingen zien, maar de zendingsopdracht verandert niet. Het heengaan om de dood en de opstanding van Christus te verkondigen wordt niet overbodig.
De kerk, waar dan ook ter wereld, zal tot de wederkomst de plaatsen moeten opzoeken waar de Naam van Christus nog niet of niet meer wordt gepredikt. Mattheüs 28 is er duidelijk over: „predikt, doopt en onderwijst al de volken.” Maar ook: „lerende hen onderhouden.” De opdracht tot zending en evangelisatie is niet uitgedoofd.
De zendingsopdracht valt uiteen in twee richtingen: uitgaan tot alle volken en doortrekken (zoals Paulus) én blijven en onderwijzen (zoals Timotheüs). Bij dit laatste hoort het uitzenden van theologische docenten, toerusters en ondersteuners die door middel van onderwijs jonge kerken toegang verschaffen tot de rijke erfenis van de westerse kerk- en dogmageschiedenis.
De zendingsopdracht van de westerse kerk mag zich niet beperken tot de laatste taak. Het „al de volken” in het zendingsmandaat impliceert dat nieuwe generaties bereikt moeten worden. Kleine groepen in afgelegen streken, zoals volken in het Mamberamogebied in Papoea en nomadenstammen, zwervend in het Himalayagebergte, die nog nooit hebben gehoord van het Evangelie.
Zo’n 40 procent van de meer dan 16.000 volken in deze wereld is nog niet bereikt met het Evangelie (zie bijvoorbeeld joshuaproject.net). En dan zijn er ook nog de volken waar lang geleden het Woord gepredikt is, maar waar de christelijke kerk niet meer bestaat.
Ik constateer op het kerkelijk erf een zorgelijke verwarring en vervlakking. Zending is een wezenstaak van de kerk, zij hoort in haar hart, in de prediking en het onderwijs, in de catechese en op de verenigingen een centrale plaats te hebben. Daar ontbreekt het nogal eens aan.
Wat valt hieraan te doen? Als eerste denk ik aan het aan de orde stellen van Bijbelse kernteksten over zending, in de prediking, op catechisatie en op de verenigingen. De Schrift is immers de Bron. Hij is instrument van de Heilige Geest.
Als tweede wil ik pleiten voor het intensiveren van overleg tussen kerkelijke en particuliere missionaire en diaconale organisaties. Dit om tot afbakening te komen en om samenhang te bevorderen.
Mijn derde suggestie is om vakken zoals godsdienst-, cultuur- en zendingswetenschappen een nadrukkelijkere plaats te geven in theologische opleidingen.
Als laatste mag er in onze publicaties meer aandacht komen voor de nood van de wereld en de voortgang van Gods Koninkrijk. En laten we hierbij zeker ook luisteren naar de stem van de kerken uit andere delen van de wereld.
Er is hoop. Meer dan honderd keer komt het „al de volken” terug in het Oude Testament. De Psalmen staan vol beloften dat de „einden der aarde” zich tot de Heere zullen bekeren en de heidenen Hem zullen aanbidden (Ps. 22:28).
Gelukkig is het zendingsbevel ook een zendingsbelofte. Jesaja heeft er vaak over geprofeteerd (zie onder andere Jes. 66:18) en Jezus gaf het Zijn discipelen mee: „En dit Evangelie des koninkrijks zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14).
De auteur is missioloog en toeruster bij Zending Gereformeerde Gemeenten.