De geprivatiseerde oorlog in Irak - en elders
Het Amerikaanse ministerie van Defensie (Pentagon) wil de Amerikaanse troepen in Irak ontlasten van niet-militaire taken, zoals de bewaking van bepaalde instituten en het uitvoeren van patrouilles, eigenlijk taken van de politie. Voor dit laatste wil men een snelle opleiding voor duizenden Irakezen opzetten.
De bewaking van belangrijke instituten ligt echter gevoeliger. Hiervoor overweegt het Pentagon de hulp van particuliere bewakingsbedrijven in te roepen, zoals Kroll in New York. „Het is van het grootste belang dat Amerikaanse militairen in Irak worden ingezet voor de taken waarvoor zij opgeleid zijn en die prioriteit hebben, zoals het bestrijden van de restanten van Saddam Husseins regime”, aldus Anne Tiedemann van Kroll.
Blijft het bij bewakingsdiensten? Allerminst, zo blijkt uit het boek ”Corporate Warriors: The Rise of the Privatized Military Industry”, geschreven door Peter Singer van het Brookings Research Instituut in Washington. „Wij hebben hier te maken met een moderne variant van wat wij vroeger huurlingen noemden, met als enige verschil dat het hier voornamelijk om logistieke taken gaat en niet om mensen die concreet aan gevechtshandelingen deelnemen”, aldus Singer.
In 1961 waarschuwde toenmalig president Dwight D. Eisenhower -voormalig opperbevelhebber van de geallieerde strijdkrachten, die in 1945 het nazi-regime in Duitsland tot overgave dwongen- voor de groeiende politieke invloed van wat hij „het militair-industriële complex” noemde. Hij doelde daarmee onder meer op wapenfabrikanten die politieke invloed in Washington kochten parlementariërs financieel te steunen.
Hij zou vandaag vreemd opkijken van de innige verstrengeling van het Amerikaanse leger en een aantal bedrijven dat „militaire diensten” levert. Hierbij moet men denken aan bewakingsdiensten zoals Kroll die aanbiedt. Verder aan het opzetten en onderhouden van communicatiesystemen en zelfs van sommige wapensystemen, aan logistieke taken zoals het verzorgen van behuizing en de proviandering van de militairen. „Soldaten schillen geen aardappelen meer, die taak plus het koken en alles wat daarbij hoort is overgenomen door KBR”, zo vertelt afgevaardigde Henry Waxman, die z’n twijfels heeft over de wijsheid van het uitbestedingsbeleid van het Pentagon.
Hij wijst op de rol van Kellogg Brown & Root (KBR), een bedrijf dat in 1919 werd opgericht als Brown & Root. Het specialiseerde zich in gigantische projecten zoals de bouw van dammen en snelwegen. Het bedrijf werd in 1962 overgenomen door Halliburton, gespecialiseerd in technische dienstverlening in de olie-industrie. In 1998 fuseerde Brown & Root met het oliebedrijf M. W. Kellogg tot KBR. Het bedrijf doet in toenemende mate zaken met de Amerikaanse overheid en trouwens ook met overheden elders.
Voor deze buitenlandse contracten zijn vaak kredietgaranties vereist van de Amerikaanse Export-Import Bank. Tot 1995 keurde deze bank voor 100 miljoen dollar aan contracten goed die Brown & Root in het buitenland sloot. Dat bedrag steeg tot 1,5 miljard dollar tijdens het bewind van oud-minister van Defensie Dick Cheney - nu vice-president onder George Bush. Cheney begon overigens in 1992 een uiterst lucratieve samenwerking voor Brown & Root met het Pentagon via het zogenaamde Logcap-contract (Logistics Civil Augmentation Program).
Dit soort contracten is uiterst aantrekkelijk voor bedrijven zoals KBR. Men spreekt af een bepaalde klus te klaren en doet dat vervolgens. Daarbij wordt niet gekeken naar de kosten. Is het werk afgerond, dan komt op de eindafrekening een bepaald percentage extra -variërend van 1 tot 9 procent- als winst voor het uitvoerende bedrijf. KBR heeft eerder dit jaar het contract in de wacht gesleept voor het herstel van de sterk verwaarloosde olie-industrie in Irak. Deze gigantische klus kan volgens deskundigen jaren vergen. De kosten ervan worden geraamd op ten minste 50 miljard dollar.
Het Pentagon ontkent dat KBR oftewel Halliburton in Washington een voorkeursbehandeling krijgt vanwege de banden met vice-president Cheney. Die zal zich af en toe toch extra inspannen voor zijn oude werkgever, die hem -volgens een woordvoerster van Halliburton- jaarlijks nog een bedrag van 180.000 dollar betaalt.
Halliburton verkeert in een heel bijzondere positie, maar er zijn meer bedrijven die profiteren van de Amerikaanse oorlogsinspanningen. Bijvoorbeeld EOD Technology (Explosive Ordnance Disposal Technology), een bedrijf dat gespecialiseerd in het opruimen van mijnen en ander gevaarlijk tuig.
„Bij EOD kun je je nog voorstellen dat dat werk (overigens uitgevoerd door oud-militairen) wordt uitbesteed. Maar dat gebeurt ook met data- en communicatiesystemen die essentieel zijn voor de oorlogvoering. Door die te laten bedienen door burgers stellen wij ons kwetsbaar op. Wie garandeert dat de mensen die deze systemen bedienen op hun post blijven als een oorlog dichterbij komt? En wie staat in voor hun politieke betrouwbaarheid, het Pentagon of hun eigenlijke werkgever?” zo vraagt Henry Waxman zich af.
Hij wijst op een ander fenomeen: het uitbesteden van militaire taken die nooit door het Congres zouden worden goedgekeurd. „Niet de Amerikaanse luchtmacht maar het bedrijf DynCorp verzorgt missies boven Colombia waarbij cocagewassen door bespuitingen worden vernietigd. Verder controleert DynCorp het luchtruim daar en verschaft het de Colombiaanse en de Amerikaanse luchtmacht informatie over ”verdachte” vliegtuigen. Dat leidde in 1998 tot een catastrofe waarbij een vliegtuig werd neergeschoten met zeventien inzittenden die niets met de drughandel te maken hadden”, aldus Waxman.
Is het uitbesteden van taken altijd goedkoper voor het Pentagon? Waxman betwijfelt dat. Hij wijst op een onderzoek van het General Accounting Office (GAO), de onafhankelijke rekenkamer van het Congres. Dat ontdekte dat KBR bij de overheid voor enkele projecten te hoge rekeningen had ingediend. „Daarmee werd de winst van het bedrijf opgevoerd op kosten van de Amerikaanse belastingbetaler”, aldus de GAO in een verklaring. Men vond een ”compromis” waarbij KBR de overheid 2 miljoen dollar terugbetaalde. Volgens de GAO staat niet vast dat het uitbesteden van taken door het Pentagon op den duur goedkoper is dan die taken zelf uitvoeren. Een aantal parlementariërs -van wie sommigen door bedrijven zoals KBR financieel worden gesteund- bestrijden dit ten stelligste.