Noord-Koreaanse christen bang voor judas
PYONGYANG – Op de ranglijst christenvervolging die stichting Open Doors ieder jaar publiceert, staat het communistische Noord-Korea steevast op nummer één. Nergens ter wereld hebben christenen het zo moeilijk als daar.
Het was niet echt een verrassing dat Noord-Korea in de woensdag verschenen ranglijst 2012 voor het tiende jaar op rij de koppositie inneemt. Het land voert al sinds de verdrijving van de Japanse bezetter in 1945 een felle strijd tegen het christendom. Leefden er tijdens de Tweede Wereldoorlog nog een half miljoen christenen in het noordelijke deel van het Koreaanse schiereiland, tien jaar later waren alle zichtbare sporen van de kerk uitgeroeid.
Toch groeit het christendom, tegen de verdrukking in. De Democratische Volksrepubliek Korea telt zo’n 23 miljoen inwoners, onder wie ongeveer 400.000 christenen. Van hen zitten er tussen de 50.000 en de 70.000 gevangen in strafkampen.
De autoriteiten houden greep op de burgers met behulp van meerdere groepen „toezichthouders”, vertelt een oud-medewerker van de Noord-Koreaanse veiligheidsdienst tegenover Open Doors. „We gaven instructies aan andere partijleden om bepaalde christenen in de gaten te houden. Als een informant zich nuttig toonde, zorgden we ervoor dat hij een goede baan kreeg.”
Overheidsdiensten coördineren alle projecten die gericht zijn op het ontdekken van antiregeringskrachten binnen het land. Volgens een voormalig geheim agent worden „religieuze landgenoten” vaak zonder pardon geëxecuteerd. „Het bezitten van een religieus boek en het in het openbaar voor je geloof uitkomen is illegaal, omdat dit het regime zou ondermijnen. Alles wat er nodig is om een christen te arresteren is een beetje bewijs. Dat kan al een Bijbel zijn met iemands naam erin.”
Agenten en informanten krijgen een intensieve training om christenen op te sporen, aldus een Noord-Koreaanse vluchteling. „Zij moeten opletten of iemand zich opvallend gedraagt. Informanten kijken of mensen stil blijven staan op straat of ergens met gesloten ogen zitten. Een andere aanwijzing is dat hardnekkige rokers of drinkers hun verslaving opeens vaarwel zeggen. Dergelijke mensen worden streng in de gaten gehouden.”
De Noord-Koreaanse geheime dienst is ook buiten de landsgrenzen actief. In de Chinese grensstad Dandong vermoordde een agent vorig jaar augustus een zendeling uit Zuid-Korea. Die kreeg een giftige naald in zijn nek gestoken en overleed even later. De zendeling was intensief betrokken bij een ontsnappingsnetwerk voor Noord-Koreaanse christenen.
De aanslag was geen incident: enkele weken later wist de Zuid-Koreaanse geheime dienst een andere aanslag op een christen ternauwernood te voorkomen. In Seoul werd een Noord-Koreaan aangehouden met vergif en naalden in zijn zak.
In de afgelopen decennia stierven veel christenen in Noord-Korea een vreselijke dood. Ze ondergingen folteringen of stonden doodsangsten uit in kampen en gevangenissen. Desondanks is de christelijke kerk in Noord-Korea vitaler dan ooit, stelt een de leider van een geheime huiskerk tegenover Open Doors. „Hoewel mijn gemeenteleden zwaar te lijden hebben, bemoedig ik hen met de oproep om hoop te houden en vreugde te vinden door hun moeiten heen, door te leven in de verwachting van de komst van Gods eeuwig Koninkrijk. Natuurlijk zijn er grote gevaren. Onze grootste angst is dat er een judas, een verrader, actief is binnen de kerk.”
Noord-Koreaanse christenen wijzen ook op de groei van de kerk door het lijden heen. „Een vriend van me is vreselijk gemarteld in de gevangenis”, aldus een christen. „Toen hij tot geloof kwam, zei hij bereid te zijn om op een dag voor Christus te sterven. Elke christen in Noord-Korea maakt die keuze. Ik ben er zeker van dat hij het lijden kan doorstaan, omdat hij steeds denkt aan de vreugde die hem te wachten staat als hij naar de hemel mag gaan.”
Dit is het eerste deel in een serie over de woensdag verschenen ranglijst christenvervolging van stichting Open Doors. Vandaag de nummer 1 op de lijst: Noord-Korea.