Cultuur & boeken

J. J. Woltjer wijst op belang religie bij ontstaan Tachtigjarige Oorlog

Uit recent onderzoek in Nederland blijkt dat mensen de kerken nog minder vertrouwen dan politici en media. Sterker nog; geen instelling scoort lager dan de kerken.

dr. Ronald de Graaf

2 January 2012 10:09Gewijzigd op 14 November 2020 18:29
”Beeldenstorm in een kerk”, schilderij van Dirck van Delen uit 1630. Beeld Wikipedia
”Beeldenstorm in een kerk”, schilderij van Dirck van Delen uit 1630. Beeld Wikipedia

Natuurlijk is het de vraag of deze uitkomst meer zegt over de moderne mens dan over de kerk van vandaag, maar het liegt er niet om. Toen de wereld zes eeuwen jonger was, waren de rollen omgedraaid. Zo invloedrijk was de kerk, dat velen hun leven gaven in de strijd om het ware geloof.

Over deze tijd schreef J. J. Woltjer, de emeritus hoogleraar vaderlandse geschiedenis uit Leiden, ”Op weg naar tachtig jaar oorlog”. Het boek heeft twee ondertitels: ”Het verhaal van de eeuw waarin ons land ontstond” en ”Over de voorgeschiedenis en de eerste fasen van de Nederlandse opstand”. Daarmee wordt menige lezer op het verkeerde been gezet, want het lijkt of het boek gaat over het ontstaan van het latere, moderne Nederland, of dat het boek gaat over de aanloop naar de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) en dan met name over de eerste tien jaar daarvan.

Maar eigenlijk gaat het boek over iets anders, namelijk over de geschiedenis van de kerk. Nog beter gezegd: over de scheuring van de kerk tussen 1500 en 1575, met name in relatie tot de samenleving van die tijd in de Nederlanden.

Oude bekende

De auteur is letterlijk een oude bekende en gaat al een halve eeuw als historicus mee. Sinds zijn indrukwekkende promotie in 1962 op een studie over Friesland in hervormingstijd, is hij als geen ander een kenner geworden van de Nederlandse bronnen over de eerdergenoemde periode. Zijn beste wetenschappelijke studies zijn in 1994 gebundeld in ”Tussen vrijheidsstrijd en burgeroorlog. Over de Nederlandse opstand 1555-1580”. Met alle respect, daarbij had hij het misschien moeten laten. Want waar hij eindigde, zijn onderzoekers als Guido Marnef, Alastair Duke en anderen verdergegaan.

Nu pretendeert Woltjer in ”Op weg naar tachtig jaar oorlog” geen baanbrekend onderzoek te presenteren, hij wil juist bestaande studies verwerken om aandacht te besteden „aan de steeds groeiende godsdienstige tegenstellingen” die onder andere tot de opstand tegen Spanje hebben geleid. Maar kan in dat geval de lezer niet beter (het niet door hem genoemde) ”Reformatie. Het Europese huis gedeeld 1490-1700” van Diarmaid MacCul­loch lezen? Het is in 2005 in het Nederlands vertaald.

Geen punt

Aandacht geven aan religie met betrekking tot de Tachtigjarige Oorlog is op zich een goede zaak, want velen verklaren het uitbreken van de opstand tegen Spanje liever door te wijzen op sociale, economische of politieke motieven. Vreemd genoeg maakt Woltjer zijn punt niet, hij gaat zelfs niet in op die andere opvattingen, maar begint meteen te vertellen over „aardrijkskundige kennis” en de lezer moet zelf maar bedenken dat de opstand blijkbaar vooral ook om religieuze redenen uitbrak.

Toch kunnen bij die opvatting wel vraagtekens worden geplaatst, want de opstand greep niet eerder om zich heen dan na juli 1571, het moment waarop Alva de plakkaten over de belastingen liet afkondigen. Terwijl de calvinisten als enigen een echt programma hadden voor de opstand, kwam de brede volksmassa niet eerder in actie dan toen de pijn in de portemonnee werd gevoeld. Dat ze al die brandstapels en het optreden van de inquisitie toch voor lief namen, daarover zou Woltjer zich moeten verbazen. Misschien deinsde hij er zelf voor terug en heeft hij mede daarom geen uitvoerige inleiding geschreven over de vraag waarop dit boek nu precies een antwoord moet geven.

Toch bevat ”Op weg naar tachtig jaar oorlog” veel moois. De lezer krijgt een goede indruk van de afstand die er bestond tussen de zeer rooms-katholieke en eigenwijze vorsten keizer Karel V en zijn zoon Filips II aan de ene kant en de Nederlanden aan de andere kant. Niet alleen voelden de ‘ketters’ (van diverse pluimage) zich niet begrepen, rooms-katholieke geestelijken en zelfs topinquisiteurs waren van mening dat het uitroeien van ketters niet automatisch een betere kerk opleverde. „In plaats van het onthoofden, kan men beter de misvattingen van de kerk aanpakken”, aldus een gouverneur – maar zelfs naar hem werd niet geluisterd. Ook de sympathieke Woltjer raakt verontwaardigd als Karel V in 1555 te Brussel via geheime aktes alle concessies aan de protestanten wil herroepen: „Dacht hij werkelijk door dit achterbakse gedoe Sint-Petrus bij de hemelpoort gunstig te stemmen?”

Martelaarsboeken

Doordat de auteur de bronnen goed kent, wordt duidelijk hoe de populaire martelaarsboeken soms een loopje namen met de waarheid. Leek het in ”Het offer des Heeren” of Eelcke Fauckezoon in 1549 in Leeuwarden prompt koos voor de martelaarsdood, uit bronnen blijkt dat er lange gesprekken en tijdelijke verzoeningen aan voorafgingen.

Uitgebreid gaat Woltjer in op de laatmiddeleeuwse Rooms-Katholieke Kerk en op de verschillende hervormingen die aan de Reformatie voorafgingen. Groot was het vertrouwen van deze hervormers in het zelfreinigende vermogen van de kerk. „Buiten Bohemen dacht niemand aan een kerkscheuring”, schrijft Woltjer terecht. Telkens had de kerk zich weer vernieuwd, dus waarom niet na 1500, toen de misstanden de spuigaten uitliepen? Bovendien, die kerk was zeer ruim behuisd en bood niet alleen plaats aan gelovigen die streng in de leer waren, maar ook aan (zouden wij nu zeggen) randkerkelijken, ietsisten en halve occultisten.

Alleen wie de paasbiecht oversloeg en in het openbaar op luidruchtige wijze allerlei misstanden aan de kaak stelde of ketterijen aan de man bracht, kon een bezoek aan de kerkelijke rechtbank brengen. Dan nog stond niet meteen de doodstraf of de rekstok klaar, maar werd eerst, zoals ook bij Eelcke Fauckezoon, getracht met overtuiging de man of vrouw op het rechte pad te brengen. De combinatie van een verdorven Medicipaus en een fanatieke keizer werd de Rooms-Katholieke Kerk uiteindelijk fataal en leidde tot scheuring.

Tucht

Andere zaken die Woltjer aangeeft zijn het belang van goed onderwijs om de drie orthodoxe leren (de rooms-katholieke, de calvinistische en de lutherse) te verspreiden om zo een bredere aanhang te krijgen dan alleen onder geestelijken. Telkens is er, ook onder protestanten, de vraag naar tuchtmaatregelen, als het onderwijs tekortschoot. Meestal gaat toenemende vroomheid hand in hand met toenemende vraag naar tucht.

In het slothoofdstuk laat Woltjer op een mooie manier zien dat de tijdens de Opstand ontstane Republiek de tucht koppelde aan de calvinistische kerk. Dat was voor die tijd een uniek compromis. Gewetensdwang had slechts plaats in die gezuiverde kerk waarbij de leden zich vrijwillig hadden aangesloten. Dat was zeldzaam in Europa en het gevolg van de patstelling tussen voorstanders van ruimte voor burgers en voorstanders van strenge tucht. Woltjer stelt verrassend vast: „De vraag is wel gesteld wie dit unieke model heeft bedacht. Het antwoord lijkt me: niemand.”


Boekgegevens

”Op weg naar tachtig jaar oorlog. Het verhaal van de eeuw waarin ons land ontstond. Over de voorgeschiedenis en de eerste fasen van de Nederlandse opstand”, door J. J. Woltjer;
uitg. Balans, Amsterdam 2011; ISBN 978 94 600 3359 9; 533 blz.; € 29,95.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer