Meer marktwerking maakt culturele sector ondernemender
Nu de overheid rigoureus bezuinigt op culturele activiteiten, is het tijd dat de cultuursector een nieuwe richting inslaat. Albert Barth pleit voor meer marktwerking in de branche.
Laat ik helder zijn, ik kan me niet vinden in het gemak waarmee de overheid hoge bezuinigingen en extra lasten aan de culturele wereld oplegt. Het tempo en de hoeveelheid bezuinigingen zijn absoluut onverstandig. Toch is het niet erg dat de culturele sector wakker geschud wordt en een nieuwe richting inslaat. Wat mij betreft komt er in de branche meer marktwerking.
Een succesvolle manier van marktwerking zien we in de cultuureducatiebranche. Scholen hebben zelf een budget van de overheid gekregen om uit te geven aan cultuureducatie, door middel van een cultuurkaart. Ze kopen daarmee een cultuurdag, voorstellingen, workshops, een museumbezoek of iets anders in. Ze betalen aan de instelling met een door de overheid beschikbaar gesteld budget. Culturele instellingen worden op deze manier uitgedaagd om interessante producten en diensten te ontwikkelen voor scholen. Scholen kiezen zelf waaraan ze hun geld besteden.
Om meer marktwerking te creëren, moet de overheid het subsidiebeleid veranderen. Volgens mij moet er een subsidiebeleid komen dat bestaat uit twee pijlers. De eerste pijler is een vaste subsidie aan instellingen die van cruciaal belang zijn voor onze culturele identiteit. De tweede pijler is een subsidiestroom waardoor marktwerking in de culturele sector gestimuleerd wordt.
Lerend van de cultuurkaart lijkt het mij een goed idee om iedere burger een eigen cultuurbudget te geven in de vorm van een algemene cultuurkaart. De burger mag dan zelf kiezen naar welke instelling er geld moet gaan. Zo bepaalt niet de overheid hoeveel geld er naar een instelling gaat, maar de burger zelf.
Wat mij betreft wordt 50 procent van alle subsidies die er nu zijn, omgezet in een soortgelijk systeem. Ik denk dat de culturele markt daar vele malen ondernemender van wordt en dat er een bijzondere manier van marktwerking ontstaat. Het zal een enorme stimulans zijn voor kleine en grote culturele instellingen om zichzelf zichtbaar te maken.
Kleine kunstenaars kunnen ervan profiteren. Door het geven van kunstworkshops, muziekworkshops of andere activiteiten kan de kleine kunstenaar een zakcentje bijverdienen. Doordat de burger bepaalt waar het geld heengaat, wordt een nieuw ecosysteem gecreëerd waarin kunst en beleving centraal staan. Kunst zal zich zelf promoten. We hebben dan geen instituten meer nodig die cultuur promoten, omdat cultuur dan opeens zichtbaar wordt.
Oneerlijke concurrentie
Overigens zou ik de pas alleen willen inzetten voor cultuurbeleving. Voor het kopen van kunstvoorwerpen en dergelijke moet de pas niet gebruikt worden. Ook dat leren we van de cultuurkaart.
Op het moment dat de overheid marktwerking introduceert binnen de culturele sector zal dit gepaard moeten gaan met een gedeeltelijke afschaffing van structurele subsidies aan publieke partijen. Geld dat de overheid beschikbaar stelt, moet door marktwerking voor iedere (culturele) aanbieder toegankelijk zijn.
Op dit moment is er nog niet altijd sprake van eerlijke marktwerking. Er is soms sprake van oneerlijke concurrentie tussen publieke en private instellingen, want doordat de publieke partijen gesubsidieerd worden, kunnen private partijen niet met hun prijzen en aanbod concurreren. Denk bijvoorbeeld aan door de overheid gesubsidieerde muziekscholen en private aanbieders. De muziekschool van een ondernemer moet het doen zonder de subsidies en is daarom bij voorbaat al een stuk duurder dan een gemeentelijke muziekschool.
Overigens gaat dat niet altijd op, vaak zijn de gemeentelijke scholen juist duurder, omdat ze veel te veel overheadkosten hebben.
In de cultuureducatiebranche zien we dat de promotie van cultuur niet langer primair verzorgd hoeft te worden door publieke instellingen, maar ook verzorgd kan worden door private partijen.
Een goed voorbeeld hiervan is de Cultuur en Onderwijs Beurs (CEOB), die in januari wordt gehouden. Vanouds werd de promotie van cultuur voornamelijk gedaan door provinciale instellingen en gemeentes, nu worden alle cultuuraanbieders, privaat en publiek, samen neergezet in de Jaarbeurs in Utrecht.
De veranderingen in de culturele sector zijn niet meer te stoppen. Niet alleen worden subsidies stopgezet, het gaat in de 21e eeuw om een andere manier van werken. Het gaat om marktwerking en ondernemerschap.
De toekomst van de culturele sector hangt geheel samen met hoe innovatief de sector is. Culturele instellingen moeten het toonbeeld zijn van wat de samenleving wil zijn. Dat zou niet moeilijk moeten zijn voor ze. Ze zijn omringd met de producten van eeuwen creativiteit en innovatie. Hoe inspirerend!
De auteur is directeur van Impresariaat Kleinkunstig en medeorganisator van de Cultuur en Onderwijs Beurs. Hij schreef dit artikel op persoonlijke titel.