Veertien koters in het oog houden
Gooiden honderden collega’s in de kinderopvang woensdag en donderdag het bijltje erbij neer, Elske Jaarsma van kinderopvang Bernefleur in Balk bleef voor ’haar’ koters zorgen. „Ik ga niet staken voor 1 procent extra loon.”
„Goed op het plaatje kijken.” Jaarsma gooit een doos lego op tafel leeg. De kleine Lucas mag een huis bouwen, met behulp van een bouwtekening. Aan de andere kant van de leidster vermaakt John zich met het spel ”hamertje tik.” John peutert wat in een doosje met spijkers.
Het rommelt binnen de kinderopvang. Voor de vierde keer in een paar maanden tijd legden honderden werknemers gisteren en vandaag het werk neer. Het zoveelste CAO-overleg liep deze week weer stuk. De grootste vakbonden, Abvakabo en CFO, willen een structurele loonsverhoging van 7 procent. Werkgevers willen daar niet aan.
Jaarsma is al lang stakingsmoe. Alleen op 15 november vorig jaar deed ze mee. „De overheid wilde mogelijk maken dat ook ongeschoolde kinderopvangers aan het werk gaan, vanwege de krappe personeelsbezetting. Maar daar ben ik erg op tegen. Die regeling is gelukkig ook van de baan. Ik heb zelf SPW, sociaal-pedagogisch werk, gestudeerd. En dat doe je niet voor niks.”
De Friese kinderopvanger vindt het te ver gaan om te gaan staken voor een paar procent meer loon. Zelf werkt ze negentien uur per week en verdient ze 1400 gulden netto per maand. „Ik vind dat een redelijk bedrag, al wil iedereen natuurlijk wel meer verdienen.”
Om halfacht ’s ochtends worden de eerste kleintjes bij de kinderopvang gebracht. Dan volgt een serie verzorgingsactiviteiten. „Aankleden, handen wassen, tandenpoetsen, verschonen”, somt Jaarsma op. Intussen zet ze voor kleine Lucas een legotrappetje overeind. „Nu kan het poppetje de trap op lopen.”
Tot halftien kunnen de koters zich bezighouden met allerlei spelletjes. „Er is hier van alles. Ze kunnen kleuren, plakken, verven. We lezen soms voor. En bij mooi weer kunnen ze buiten in de zandbak spelen.”
Om halftien is het fruittijd. Dan krijgen alle kinderen een gezonde hap. Na het fruitmaaltje is het tijd voor zingen. „En waar zingen we over, John?” „Over Sinterklaas”, antwoordt het kereltje. En passant meldt het jongetje dat „mama een baby in haar buik heeft.” Tegen twaalven volgt het middageten. En ’s middags is het weer tijd voor spelletjes. Soms gaan de leidsters met de kinderen het dorp in. „Lekker in het bos of in het park lopen of winkelen. Ja toch, John?” De dreumes knikt. „Wij hebben ook in het bos gelopen. Met papa en mama en pake en beppe.”
De kinderopvangers proberen te luisteren naar opvoedkundige wensen van de ouders, zegt Jaarsma. „Het kan zijn dat ouders zeggen: Lucas is drie jaar geweest, hij moet nu zo langzamerhand op het potje. Dan proberen wij daar wat aan te doen. Een ander zegt: Mijn kind kan nog niet zo goed kleuren, of hij kan zijn jas nog niet vastmaken. Dan geven wij daar aandacht aan.”
In Balk hebben twee leidsters maximaal veertien kinderen onder hun hoede. Dat is soms flink druk. Jaarsma: „Een kind kan verdrietig zijn, of een beetje ziek. Als je dan met z’n tweeën tegelijk veertien kinderen in het oog moet houden, heb je wel eens het gevoel dat je niet iedereen genoeg aandacht kunt geven.”
Wat moet je in je mars hebben als kinderopvanger? Jaarsma, inmiddels vier jaar actief in de kinderopvang: „Je moet flexibel zijn en een open instelling hebben. En je moet natuurlijk kunnen genieten van kinderen. Ik vind dit werk prachtig. Kinderen zijn erg enthousiast.”
In reformatorische kring leven bezwaren tegen kinderopvang. Moeder zou zelf toch haar kinderen groot moeten brengen? „Ik ben het daar natuurlijk maar ten dele mee eens. Toen ikzelf een kindje kreeg, had ik zoiets van: Dat wil ik helemaal zélf opvoeden. Maar daar ben ik van teruggekomen. Ik merk dat kinderen hier opleven en met vriendjes spelen. Bij ons in de kinderopvang kunnen ouders hun kinderen hooguit drie dagen brengen. Ik vind het te ver gaan als ouders daarnaast hun kinderen ook nog eens twee dagen bij een oppas brengen en hun kinderen alleen in het weekend verzorgen.”