Augustinus als ervaren pedagoog
WIJCHEN – Studie als geestelijke oefening, gericht op de verandering van het léven. Welke docent zou er niet jaloers op zijn als hij dat effect in het leven van zijn student zag? Voor kerkvader Augustinus was levensvernieuwing het doel van onderwijs. En vooral: intieme kennis van God.
De Wijchense priester, filosoof en muziekwetenschapper Martin Claes (1964) promoveerde donderdag in Tilburg op het pedagogisch karakter van het onderwijs van Augustinus (354-430). De kerkvader was een ervaren pedagoog die de hem omringende traditie omvormde tot een christelijke levensbeschouwing, zo is de conclusie van zijn onderzoek.
De promovendus richt zich op de vroege werken van Augustinus, geschreven direct na zijn bekering. Augustinus is op zoek naar vastheid. In zijn als dialogen opgezette werken streeft hij naar wijsheid en inzicht. In het christendom ziet hij de ware filosofie.
In het proefschrift ”Exercitatio mentis als casus. Een onderzoek naar Augustinus als pedagoog” (uitg. Parthenon, Almere) staat het begrip ”geestelijke oefening” centraal (Latijn: ”exercitatio mentis”). Het gaat om een inspanning of training van het denken, met als doel een zuivering van de geest. Augustinus is zelf lange tijd hoogleraar in de retorica geweest. Hij had een bevlogenheid voor onderwijs en vorming, vandaar zijn betekenis als pedagoog. Het is een onbekend aspect van het werk van de kerkvader, stelt de promovendus.
Augustinus probeert een redelijke onderbouwing te geven voor het christendom als de ware filosofie. Hij ontleent argumenten aan stoïsche en neoplatoonse auteurs en gaat daar, zoals destijds gebruikelijk, selectief mee om. Dr. Claes: „Hij knoopt aan bij het gedachtegoed van de laatantieke cultuur. Augustinus gebruikt de ideeën van de niet-christelijke leer van de kosmos en werkt die om tot een christelijke visie op schepping en voorzienigheid. Hij vervangt de autoriteit van Cicero door die van Paulus en voorziet diens wijsheidsideaal met noties van bescheidenheid en nederigheid. De klassieke deugden worden ingewisseld voor liefde, die voor hem zelfs de leeswijzer van de Schrift wordt.”
De promovendus richt zich op de vroege werken van Augustinus, zoals ”Over de orde”, ”Alleenspraken”, ”Over het gelukkige leven” en ”Over de leermeester”. Het zijn werken die geschreven zijn in de voorbereidingsperiode vóór de doop, toen Augustinus catechumeen (geloofsleerling) was. Dr. Claes: „In deze periode zoekt Augustinus vastheid aangaande de christelijke leer. Hij gaat in gesprek met de student en probeert hem zo te trainen dat deze de waarheid leert kennen. Augustinus weet daarbij uit eigen leven te putten. Hij groeide immers zelf uit van een zoeker tot een herder die als bisschop een gids voor anderen was.”
Augustinus was geschoold in de retorica, de kunst van de welsprekendheid. Toch uit hij in zijn vroege werken flinke kritiek op de lege woordenpraal, de arrogantie en de ijdelheid van geleerden. „Het gaat Augustinus niet in de eerste plaats om overdracht van kennis, of om het intellectueel overtuigen van de ander. Hij wil een daadwerkelijke verandering in leefwijze tot stand brengen. Daarbij is het idee van de gemeenschap van groot belang. De gemeenschap is de levensordening en de voorzienigheid waarbinnen de mens zich voegt.”
Retorica is steeds dienstbaar aan inhoudelijke argumentatie, betoogt dr. Claes. En voor argumentatie is niet een uitwendige maar een inwendige leermeester noodzakelijk. „Het gaat om de komst van de Pedagoog met een hoofdletter, de Heilige Geest of Christus. Uitwendige dialoog wordt pas effectief na inwendige dialoog met Christus. Daarom is er een bekering of ”conversio” nodig. Augustinus is in die tijd nog niet gekomen tot een expliciete theologie van de genade, maar benadrukt wel het gezag van de kerk en de waarde van het geloof.”
De promovendus spreekt van „het evenwicht tussen het nut van menselijke inspanning en Gods omvormende heilshandelen.” „Aan de ene kant benadrukt hij de effectiviteit van training in deugdbeoefening in navolging van de stoïcijnen. Deugdzaam leven omvat immers rationeel handelen, waarbij deugden de morele krachten zijn. Aan de andere kant is het niet door eigen inspanning dat de mens God vindt. Zonder dat Augustinus het woord genade noemt, is het wel God Die de mens ontvankelijk maakt voor wijsheid en inzicht.”
De promovendus ziet daarom een continuïteit in het leven en het werk van Augustinus. „Er is wel eens gezegd dat zijn eerste werken een optimisme verrieden om de waarheid te kennen op eigen kracht van de rede. Maar ook in deze periode is het vinden van waarheid niet het gevolg van eigen inzicht, maar van de innerlijke leermeester.”
Dr. Claes heeft ook het boek ”De doctrina christiana” (in het Nederlands vertaald als ”Wat betekent de Bijbel?”) bij zijn onderzoek betrokken. Daarin wordt de student aan de hand van de Bijbel ingewijd in het leven van de wijsheid. „De Bijbel neemt bij Augustinus een bijzondere positie in als het gaat om de verhouding tussen tekens en betekende zaken. In de Bijbel spreekt immers Gods Woord door woorden van mensen. Daarom is hij uitermate geschikt als pedagogisch oefenmateriaal. Het gaat de kerkvader om de Schrift als de weg waarop de mens God vindt. De Bijbel behoort bij dit aardse bestaan. Later, wanneer de mens God van aangezicht tot aangezicht kent, is de Bijbel niet meer nodig.”
Augustinus is een christelijk denker die zich ontwikkelde tot een herder die zich in gesprek met intellectuelen van zijn tijd bediende van de gave van het woord. Dr. Claes: „Opvallend is zijn openheid naar de hem omringende wereld en zijn bereidheid om de betekenis van ideeën en begrippen voor het christendom te doordenken.”
Daarin ligt voor dr. Claes de actualiteit van de kerkvader. „Hij heeft een open oog voor de wereldbeschouwing van zijn tijd, verwerkt die waar hij die kan gebruiken en komt zo uit op een duidelijke eigen identiteit. Tegelijkertijd blijft hij respect hebben voor vakkennis en levert hij zelf hiervoor ook uitstekende bijdragen.”
Augustinus is een kerkvader die actueel is in een tijd waarin spiritualiteit, meditatie en levenskunst centraal staan, vervolgt dr. Claes. „Maar bij de kerkvader is meditatie niet een kwestie van bewuste technieken noch van het bevredigen van eigen spirituele behoeften. Het gaat om de gemeenschap, het gaat ten diepste om de relatie van de mens met God.”
Als rooms-katholiek priester ziet Claes Augustinus als een kerkvader die katholiek én protestants overstijgt. „Augustinus is niet te claimen door katholieken en protestanten”, stelt hij. „Al leggen protestanten meer de nadruk op erfzonde, genade en predestinatie, ook katholieken hebben weet van genade. De katholiek kent de gebrokenheid van het leven, heeft het sacrament van boete en verzoening. Augustinus kan scherpe dingen schrijven over de predestinatie maar doet dat in reactie op tijdgenoten, zoals Pelagius en zijn volgelingen. In de praktijk is hij genuanceerd en evenwichtig en schrijft hij pastoraal als een herder over de predestinatie. Mensen lezen vaak Augustinus met hun eigen bril op, maar hij overstijgt de perspectieven van zowel katholieken als protestanten.”