Preekcolleges op met sluiting bedreigd Nederlands Gereformeerd Seminarie gaan door
Nog komen ze maandelijks bijeen voor een preekcollege: de studenten van het Nederlands Gereformeerd Seminarie in Amersfoort. Maar sinds er een aanvullende opleiding nodig is om uiteindelijk predikant te kunnen worden in de Nederlands Gereformeerde Kerken, prangt de vraag of de opleiding toekomst heeft.
Met vereende krachten wordt het spreekgestoelte de lesruimte binnen getild. De studenten Tekko de Boer en Dave Plantinga geven geen krimp, al doet de hoeveelheid hout waaruit het gevaarte bestaat een flink gewicht vermoeden.
Langzaam verstommen gesprekken tussen studenten, docenten en gasten die het preekcollege op deze maandagmorgen bijwonen. De gaskachel in het historische gebouw in hartje Amersfoort suist. Door de ramen valt fel zonlicht op de boekencollectie, die twee zijmuren in de metershoge ruimte van boven tot onder beslaat.
Ds. L. G. Compagnie, predikant in Hengelo (Ov.), opent het college met gebed. Deze ochtend leidt hij de bijeenkomst en bewaakt hij het evenwicht in de becommentariëring van het preekvoorstel.
Vandaag staat, al is het dan bijna kerstfeest, een pinksterpreek op het programma. Student Dave Plantinga uit Kampen behandelt Handelingen 2, het Bijbelgedeelte waarin de toespraak staat van Petrus tijdens het pinksterfeest.
Bijbelgedeelte
Terwijl Plantinga zijn paperassen klaarlegt, zoeken de aanwezigen het Bijbelgedeelte op. Behalve twee andere studenten en ds. Compagnie zijn dat rector J. van Veelen, docent homilitiek H. J. Bruins en ds. J. W. Ploeg, predikant te Gorinchem. De laatste zat ooit zelf op het seminarie, in de tijd dat het nog mogelijk was om via de opleiding rechtstreeks toegelaten te worden tot het ambt van predikant. Die optie verviel toen in 2004 de Landelijke Vergadering van de Nederlands Gereformeerde Kerken besloot een universitair diploma te eisen.
Plantinga leest Handelingen 2 vers 1 tot en met 22 en vers 37 tot en met 40 uit de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV). Aansluitend spreekt hij de aanwezigen –allen mannen– monter aan met „broeders en zusters” en legt hun de vraag voor wat het pinksterfeest hun te zeggen heeft. Hij zoomt in op de „harde woorden” van de profeet Joël, die Petrus citeert in zijn toespraak, en benadrukt de noodzaak van bekering. „De profeet wil het volk tonen dat Jahwe alléén hun God is als het zich bekeert.”
De link met het Nieuwe Testament legt hij door te focussen op verschillen tussen het citaat van Petrus uit het boek Joël en de letterlijke tekst van dit Bijbelboek. „Wil Petrus met het weglaten van de zin uit Joël 3:5: „op de Sion, in Jeruzalem, is een toevlucht te vinden”, aanduiden dat het heil niet geografisch beperkt is?”
In het slot van de preek gaat Plantinga in op de eindtijd. „God deelt nog Zijn genadegaven uit. Ben je klaar bent om de Koning te ontmoeten? Laat je behouden van dit verkeerd geslacht.”
Koffieautomaat
„Even pauze mensen”, zegt ds. Compagnie zodra Plantinga is uitgesproken. De groep verplaatst zich naar de koffieautomaat in de hal. Al snel ontstaan gesprekken. Rector Van Veelen moet de aanwezigen een minuut of tien later manen hun plaats weer in te nemen.
Terwijl nog niet iedereen zit, neemt ds. Compagnie het woord. „Eerst de buitenkant van de preek. De presentatie, de woordkeuze en dergelijke: wat vinden we daarvan?” Docent Bruins. „Je legt de klemtoon nogal eens verkeerd.” En een tikkeltje misprijzend: „Ik kreeg de indruk dat je onvoorbereid de preek van een ander voorlas.”
Plantinga, die nog steeds achter het spreekgestoelte staat, kan er meteen op ingaan. Op de klemtonen zal hij letten, belooft hij. „En ik kon niet loskomen van het papier.” Medestudent Alain Verheij schiet te hulp. „Ik heb je twee keer horen preken, toen had je een lossere stijl.” Student Tekko de Boer herkent de situatie. „Enerzijds leren we: schrijf je preek uit, terwijl we de tekst ook weer niet letterlijk moeten voorlezen. Dat geeft spanning.”
Geleidelijk wordt ingezoomd op de inhoud. „Waarom gebruik je vaak Jahwe als de godsnaam?” „Wat was nou de tekst van de preek? En wat de kernboodschap?” Plantinga krijgt tientallen vragen. Soms heel gedetailleerde. Bruins: „De NBV vertaalt tekenen als wonderen, terwijl de grondtekst het heeft over tekens. Ik mis de uitleg daarvan.”
Af en toe neemt ds. Compagnie Plantinga in bescherming. Volgens Bruins is de uitleg over de geduchte dag van de Heere, zoals Joël die aanhaalt, aan de magere kant. „Daaruit blijkt Gods toorn over de zonde. Terwijl jij vooral benadrukt dat er ontkoming is. Stap je niet te makkelijk over het oordeel heen?” Ds. Compagnie interrumpeert: „De verlossing speelt wel degelijk. Het is én én.”
Geleidelijk wordt de bespreking breder en breder. Via de vraag of de Geestesgaven een persoonlijke zaak zijn of dat ze juist aan de gemeente geschonken worden, eindigt de bijeenkomst in een discussie over het bereiken van jongeren met de prediking.
Ontwikkelingen
De wijzers van de klok, die het middaguur aanwijzen, doen de aanwezigen beseffen dat de bespreking van de preek een grote wending heeft genomen. „Dat is niet ongebruikelijk”, licht ds. J. W. Ploeg toe. „Ik vind het fijn om hier een preek door te nemen, dat voorkomt ook dat je zelf vastroest. In het kerkelijk leven zien we allerlei ontwikkelingen. Dan komt van het een wel eens het ander als je hier in gesprek bent.”
Na het slotgebed door ds. Compagnie, waarin het verlangen klinkt naar eenheid in de kerk en de vervulling van Gods beloften, worden de tassen gepakt. Student Verheij maakt met Van Veelen een afspraak voor een tentamen en bespiegelt met hem zijn toekomstplannen. „Ik wil volgend jaar aan een universiteit verder, maar ben er nog niet uit waar.”
Niet alleen Verheij, maar ook Plantinga bezint zich op de toekomst. De Kampenaar heeft nog geen plannen. „Ik weet op het moment niet eens zeker of ik wel predikant moet worden.”
Het zijn juist die onzekerheden die meespelen bij de vraag of het seminarie kan blijven bestaan, aldus ds. Compagnie. „De tendens in de kerk is dat het seminarie wordt weggeduwd. Of het levensvatbaar blijft, hangt vooral af van de vraag of er nieuwe studenten komen.”
Theologische opleidingen in de NGK
Al snel na het ontstaan van de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) in 1969 vormde de opleiding van nieuwe predikanten een heikel punt. Liggingsverschillen en vrees voor centraal synodaal gezag waren daarvan de oorzaak.
Omdat kort na het vertrek van de Nederlands gereformeerden de weg naar de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt in Kampen onbegaanbaar was, kregen belangstellenden voor het predikantschap het advies te studeren aan de Theologische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn.
Daarnaast ontstond in 1976 op initiatief van enkele predikanten en gemeenten het Nederlands Gereformeerd Seminarie (NGS), dat in de NGK ruimte wilde creëren om predikant te worden zonder daarvoor een universitaire studie te volgen.
Ondanks het ontbreken van een officiële opleiding binnen het kerkgenootschap bestond wel de Theologische Studie Begeleiding (TSB), waarlangs de beroepbaarstelling liep van alle studenten, ongeacht de opleiding die ze volgden.
Na jarenlang gesteggel over een eigen predikantenopleiding kwam in 2006 de Nederlands Gereformeerde Predikantenopleiding (NGP) in Apeldoorn tot stand. De opleiding leunt aan tegen de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Apeldoorn.
Pogingen om het Nederlands Gereformeerd Seminarie een plek te geven binnen de nieuwe opleiding, strandden. Tijdens roerige Landelijke Vergaderingen (generale synodes) werd men het niet eens over de inbedding van het NGS in de NGP. Heikel punt vormde de vrees van NGS-zijde voor ”verwetenschappelijking” van de predikantenopleiding, als die zou zijn ondergebracht bij de TUA.
In de aanloop naar de komst van de NGP werd de NGS in 2004 de mogelijkheid ontnomen om kandidaat-predikanten zonder afgeronde universitaire theologische scholing beroepbaar te laten stellen. In de praktijk betekent dat, dat de huidige drie studenten van de NGS willen ze predikant worden, alsnog de driejarige predikantsmaster van de NGP volgen.
Hoewel er al enkele jaren geen nieuwe studenten aan de opleiding bij het seminarie zijn begonnen, is de vraag of en hoe het NGS verder moet nog niet definitief beantwoord. De vraag naar de toekomst van het seminarie lag het afgelopen decennium jaarlijks op de bestuurstafel.
Enkele maanden geleden wezen berichten vanuit het seminariebestuur erop dat het NGS zou stoppen. Daarop liet secretaris Jan Brouwer in een ingezonden brief in deze krant namens het bestuur echter weten dat alle opties nog besproken worden.
Volgens rector Van Veelen van het NGS is op dit moment nog onduidelijk wat de koers van het seminarie wordt. Hoewel er zich ondanks berichten over een mogelijk opheffen van de opleiding nog steeds geïnteresseerden voor de studie melden, zijn er nog geen nieuwe studenten binnengehaald.
Historisch pand
Slechts een bord achter een raam aan de voorzijde van het hervormde verenigingsgebouw Filalethes in het Amersfoortse stadshart maakt duidelijk dat het Nederlands Gereformeerd Seminarie (NGS) hier zijn onderdak vindt.
In het historische grachtenpand aan het Havik beschikt het NGS over een eigen bibliotheek annex lesruimte. Omdat door gebrek aan nieuwe studenten al een aantal jaren geen colleges meer worden gegeven, beperkt de aanwezigheid van de studenten zich tot het maandelijkse preekcollege.