Dick Bruna eindigt in het platte vlak
Dick Bruna is de vader van Nijntje, maar meer dan dat. „Als ontwerper ben ik veel meer kunstenaar geworden dan ik als kunstenaar zou zijn”, zegt hij tegen journalist Céline Rutten in ”Gesprekken met Dick Bruna”.
De jonge Bruna was voorbestemd voor het uitgeversvak, dat via overgrootvader en grootvader aan zijn vader was doorgegeven. Zelf wilde hij als kind liever liedjes zingen en tekenen. Toch heeft hij het uiteindelijk aan zijn zakelijke vader te danken dat hij ontwerper en geen kunstenaar werd, geeft hij tegenover Céline Rutten toe. „Juist die beperkingen in het ontwerpen van boekomslagen, zijn voor mij van cruciaal belang geweest. Je moet je concentreren op één beeld, dat de hele inhoud van het boek tot in de essentie weergeeft.”
Dicks vader, A. W. Bruna, uitgever en eigenaar van een groot aantal spoorwegboekhandels, las nooit een boek, maar had als uitgever een feilloze neus voor zaken. „Boeken zijn niet om te lezen maar om te verkopen”, was zijn geliefde uitspraak. De serie Zwarte Beertjes moest het opnemen tegen de Prisma- en de Salamanderpockets. Bruna beschikte over een internationaal netwerk en wist detectiveschrijvers als Arthur Conan Doyle (Sherlock Holmes), George Simenon (Maigret) en Havank binnen te halen. Dankzij de omslagen van Dick, die meer dan 2400 omslagontwerpen maakte, werden de pockets een begrip. Het concept bleek goed voor de verkoop van 100 miljoen boeken, vooral in de kiosken.
„Als je weinig dingen op de pagina zet, laat je veel ruimte over voor de verbeelding ”, zegt Dick Bruna. „Een omslag moet een even groot effect hebben als een affiche.” Het ging hem om de indruk, de feiten kwam je als lezer vanzelf in het verhaal tegen.
Kunstenaar
Dat is in feite wat Bruna in al zijn werk heeft volgehouden. Ook de wereld van Nijntje speelt zich op het tweedimensionale vlak af. Een enkele keer trekt Bruna een streep en suggereert een horizon en daarmee verte, maar dat is de uiterste concessie. „Ik heb me op dezelfde manier ontwikkeld als Piet Mondriaan. Ik creëer wel ruimte, maar geen diepte. Ik zal Nijntje nooit van opzij tekenen. Eigenlijk kan ik niet tekenen. Ik probeer driedimensionale dingen terug te brengen tot het platte vlak. Als ontwerper ben ik veel meer kunstenaar geworden.”
Dat laatste leerde hij vooral in Parijs, door naar het werk van Picasso, Matisse en Léger te kijken. „Die periode is niet alleen belangrijk, maar levensbepalend voor mij geweest.”
Griffel
Nijntje was 41 jaar oud toen Bruna een Zilveren Penseel won. In 1989 had hij voor Boris Beer het Gouden Penseel, de prijs voor het best geïllustreerde kinderboek, ontvangen. De Zilveren Griffel –een jeugdliteratuurprijs– in 1997 voor ”Oma Pluis” was voor Dick Bruna overigens meer waard dan de twee penselen bij elkaar. „Iedereen vond me een beetje een rijmelaar. Ik wil niet beweren dat ik mezelf een dichter vind, maar ik doe toch voor ieder boekje wel erg mijn best.”
Rutten interviewde de ontwerper in een tijdsbestek van verschillende jaren over zijn vak en over zijn vrouw, die kritisch met hem meekijkt. Over zijn kinderen, zijn fans en zijn familie. Het levert mooie verhalen en leuke anekdotes op.
Rutten laat hem aan het woord door hem vooral te citeren. Daar deed zij heel goed aan, want Dick Bruna spreekt zoals hij tekent. Zijn opmerkingen, of ze nu zijn persoonlijk leven betreffen of zijn werk, staan als een huis. Daarom stoort het niet dat zijn levensloop niet altijd chronologisch wordt weergegeven en heb je na het lezen van ”Gesprekken met Dick Bruna” een portret van een bescheiden en interessant mens in handen.
Boekgegevens
”Gesprekken met Dick Bruna”, door Céline Rutten; uitg. Atlas, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 450 1969 7; 172 blz.; € 17,95.