Vrucht
Jesaja 11:1
Want er zal een Rijsje voortkomen uit de afgehouwen tronk van Isaï, en een Scheut uit zijn wortelen zal vrucht voortbrengen.
Wat zal dan dat Rijsje, deze Scheut uit Isaï’s wortel uitwerken? Deze zal vrucht voortbrengen. Van deze vrucht wordt echter nog weinig gezien. Men moet met David vaak zeggen dat Hij het nog niet doet uitspruiten, ja, dat het vaak nog duisterder en benauwder wordt, nadat men er zich op verheugd heeft, dat (2 Sam. 23:4): „Hij zal zijn gelijk het licht des morgens, wanneer de zon opgaat; des morgens zonder wolken, wanneer van de glans na de regen de grasscheutjes uit de aarde voortkomen.” Toch zal het komen wat de Heere beloofd heeft. En ook mijn heilzon zal dagen, al werden mijn wenende ogen nog niet verlicht door die liefelijke glans. De duivel zegt wel: „Er komt niets terecht van u en het uwe, en voor u zullen de grasscheutjes nooit ontspruiten!” Heb echter maar een weinig geduld, o ziel! Nog een weinig, want nu is het winter, nu is het de tijd nog niet, maar het gezaaide winterkoren ligt veilig in de aarde verborgen, en zal er op des Heeren tijd ook heerlijk uit tevoorschijn komen. Nu kunt u echter dat gezaaide koren niet zien, u mag het niet in de hand hebben, maar dat kleine Rijsje, dat zal het doen komen. Heb maar een weinig geduld, omdat op Hem de Geest des Heeren, dat is de Heilige Geest, rust.
H. F Kohlbrugge, predikant te Elberfeld (”Schriftverklaringen”, 1850)