Opinie

Problemen met het kerstfeest

In een geseculariseerde omgeving heeft de kerk er belang bij dat het Evangelie via Kerst een stem kan krijgen in de algemene cultuur. Toch zijn er bij de feestdagen kanttekeningen te plaatsen. Het vroege calvinisme deed dat vierenhalve eeuw geleden al met overtuiging. De Schotse kerk sprak in 1561 bijvoorbeeld uit dat het kerstfeest een louter menselijke inzetting is, geen Bijbelse. Het feest kon dus beter van de kerkelijke kalender geschrapt worden. In die lijn dachten ook latere puriteinen. Minder goed bekend is dat het aanvankelijk vooral calvinistische geleerden zijn geweest die nog een ander probleem van de kerstviering signaleerden: de datum.

19 December 2011 08:23Gewijzigd op 14 November 2020 18:16

Die tijdrekenkundige kant stelt Carl Philipp Emanuel Nothaft aan de orde in het Journal of the History of Ideas (jaargang 72, aflevering 4, 2011). In de middeleeuwen greep men terug op een oud boekje dat aan de kerkvader Chrysostomus werd toegeschreven. Daarin was de stand van de zon een belangrijk punt. De uitspraak van Johannes de Doper: „Hij moet toenemen, ik moet minder worden” (Johannes 3:30) betekende volgens de onbekende schrijver dat Johannes geboren was op de langste dag van het jaar. Daarna worden de dagen korter. Jezus’ geboorte vond volgens hem plaats bij de zonnewende in de winter, wanneer de dagen weer gaan lengen.

Dat paste goed, want de schrijver concludeerde uit het Lukasevangelie dat Christus zes maanden na Johannes geboren is. Hij dacht bovendien te weten wanneer Johannes’ vader de geboorteaankondiging had vernomen: Zacharias was volgens hem hogepriester en offerde alleen op de Grote Verzoendag. De strekking was duidelijk: het feest van Christus’ geboorte moest eind december gevierd worden.

In 1550 attendeerde de uitgave van de ”Vlechtwerken” van de tweede-eeuwse kerkvader Clemens van Alexandrië al op afwijkende visies. Clemens’ eigen berekening kwam uit op 18 november of 6 januari en hij citeerde ook opvattingen die Christus’ geboorte in het voorjaar plaatsten. In 1575 kreeg de kwestie speciale aandacht van de calvinistische hoogleraar Matthaeus Beroaldus. Deze maakte korte metten met de gedachte dat Zacharias hogepriester zou zijn geweest. Een ingenieuze combinatie van overwegingen bracht hem bij een datering in de herfst: de tijd van het Loofhuttenfeest. Beroaldus kritiseerde het kerstfeest bovendien als een louter menselijke inzetting die de betreurenswaardige trekken van een eetfestijn had gekregen.

Een andere calvinistische ”Chronologie”, in 1585 geschreven door Heinrich Wolf, vond het geschiedverhaal van het Lukas­evangelie op allerlei punten onverenig-
baar met de wintertijd. Wolf steunde 
de datering op het Loofhuttenfeest.

De gereformeerde theoloog Rudolf Hospinianus voegde in 1593 nog een kritisch argument toe: het feest van Christus’ geboorte was men in december gaan vieren omdat er toen in het Romeinse Rijk al een heidens feest gevierd werd, de Saturnalia ter ere van de god Saturnus. Allerlei feestelijkheden in christelijk Europa waren op heidense voorgangers terug te voeren en hadden de heilige nacht van ”Weihenachten” tot een ”wijnnacht” gemaakt. Ook de beroemde tijdrekenkundige Joseph Scaliger wees een geboortedatum in december af: hij berekende dat Christus in september of oktober van het jaar 3 geboren zou zijn.

De kritiek op het kerstfeest had grote invloed. In 1647 schafte het Engelse parlement het feest af. Die afschaffing bleef een episode die het Engeland van de negentiende eeuw allang weer vergeten was. Onder de bevolking was het feest toen juist zeer populair. Volgens Neil Armstrong, hoofddocent aan Teesside University, hebben historici te veel de nationale dimensie van het feest benadrukt en de rol van de kerken veronachtzaamd. Armstrong gaat na hoe protestantse kerken tussen 1870 en 1914 omgingen met het kerstfeest. Hij publiceert erover in het Journal of Ecclesiastical History (jaargang 62, aflevering 4, 2011).

In de anglicaanse theologie verschoof het zwaartepunt van de aandacht van de verzoening naar de menswording. De kerk kon met Kerst ook spreken over de betekenis van kind-zijn en familieleven en zo aansluiten bij de cultuur. Protestanten buiten de Anglicaanse Kerk hielden de oude bezwaren tegen het vieren van Kerst. Zij hielden soms een alternatieve nachtwake met nieuwjaar.

Mark Gignilliat van Beeson Divinity School onderzoekt in het Zeitschrift für die Alttestamentliche Wissenschaft (jaargang 123, aflevering 3, 2011) de betekenis van de „eikenbomen der gerechtigheid” uit Jesaja 61:3. Welk licht werpt het Jesajaboek op die aanduiding van „de treurigen van Sion”? Elders in Jesaja zijn eikenbomen instrumenten van afgoderij en symbolen van arrogantie. Jesaja beschrijft hoe God die hoogmoedige bomen oordeelt door ze te vellen. In de hoofdstukken 60 (vers 21) en 61 (vers 3) blijkt dat God niettemin een scheut wil behouden en treurigen zelfs tot eikenbomen laat uitgroeien. Deze eikenbomen symboliseren het tegendeel van zowel afgoderij als hoogmoed: zij zijn er tot Gods eer.

Aza Goudriaan, universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam. Reageren? focus@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer