Eeuwig
Jesaja 7:l4b
„En Zijn Naam Immanuël heten.
Maakt de hel zich op, Christus plaatst Zich tussen ons en de hel, blust zijn vlammen, de vlammen der zonde, uit en stopt hem de muil. Komen er aanklachten tegen ons van de kant van de aanklager, Hij treedt voor ons in. Terwijl wij slapen, waakt Hij over ons. Als wij wakker zijn, regeert Hij ons door Zijn Geest tot alle goed. In nood beveelt Hij Zijn engelen aangaande ons, in lijden droogt Hij ons de tranen van de wangen. Een wolk- en vuurkolom is Hij bij Zijn geliefde volk, dag en nacht. Immanuël is Hij overal waar wij ons bevinden en zoals wij ons bevinden. Hij ziet geen zonde in Jakob en geen verkeerdheid in Israël. Hij reinigt ons voortdurend in Zijn bloed. Moeten wij ellende doormaken, Hij maakt ons beproefd in de smeltkroes van die ellende. Immanuël is onze Vrede, onze Vreugde, ons Leven, onze Schat.
Met de vergeving van alle zonden troost Hij Zijn volk telkens weer, totdat het Zijn uur is, dat Hij ons niet langer in dit Mesechsland en in Kedars tenten wil laten blijven, maar ons thuis wil hebben en in ’s Konings paleis brengen. Immanüel van de geboorte af, Immanuël in de ouderdom, Immanuël in het sterven. Eeuwig, eeuwig zullen wij in Zijn zalig licht, eeuwig, eeuwig voor Zijn aangezicht Zijn Naam noemen: Immanuël.
H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld
(”Festpredigten 3. Auflage”, 1845)