Bijbel ds. Rijper belandde in zijn grafkuil
AMERSFOORT – Op de vraag van ds. Sj. Rijper of hij, voordat hij zou worden gefusilleerd, nog uit zijn zakbijbel mocht lezen, griste de Duitse kampcommandant het boekje uit zijn handen en gooide het in de grafkuil.
De gereformeerde emeritus predikant is een van de ruim honderd predikanten die tijdens de Tweede Wereldoorlog gevangenzaten in een concentratiekamp in Nederland. Het boek ”Van kansel naar barak. Gevangen Nederlandse predikanten en de cultuur van herinnering”, dat woensdag in Kamp Amersfoort werd gepresenteerd, brengt deze groep predikanten voor het voetlicht. Het is het negentiende jaarboek van het Historisch Documentatie Centrum (HDC) voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden) aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
In een documentaire vertelde dochter Mien Arntzen-Rijper woensdag over haar oorlogservaringen en de dood van haar vader. In de nacht van 16 op 17 november 1944 werden zij, haar ouders, broers en zussen opgepakt en naar Kamp Amersfoort gebracht vanwege anti-Duitse gezindheid en verzetsactiviteiten van haar broers Frans en Klaas.
Ds. Rijper werd op 28 november gefusilleerd. De kampcommandant brak voor zijn terechtstelling de wandelstok van ds. Rijper doormidden en gooide deze in de grafkuil, evenals de zakbijbel van de predikant. In het herdenkingscentrum van Kamp Amersfoort is het zilveren handvat van de wandelstok te bezichtigen.
Dr. G. J. van Klinken, universitair docent kerkgeschiedenis aan de Protestantse Theologische Universiteit in Kampen en een van de auteurs van de bundel, besteedde in een voordracht aandacht aan de herinneringscultuur in Nederland. „De monumenten in Nederland zijn gericht op slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. De Britse monumenten benadrukken de notie van martelaarschap. Verzet tegen een dictatuur is bij de Britten geen collectief lot, maar resultaat van een persoonlijke beslissing.”
Volgens dr. Van Klinken neigen familieleden van predikanten naar een Angelsaksische herinneringscultuur. „Gevangenschap was voor de meeste predikanten geen lot, maar uitkomst van een keus, van een daad.”
Voor kerken en de christelijke politiek vormt de gedachtenis aan gevangen predikanten een uitdaging, aldus dr. Van Klinken. „Ds. Johannes Kapteyn, over wie in de bundel wordt geschreven, zei indertijd dat het individu zo nodig vanuit christelijke overtuiging in moet gaan tegen wat in de buitenwereld als wet geldt. Dit antithetische denken is inmiddels allang niet vanzelfsprekend meer. De afgelopen decennia hebben in het teken gestaan van dialoog en het toegroeien naar de omringende cultuur.”
Prof. dr. J. Th. M. Bank, emeritus hoogleraar vaderlandse geschiedenis aan de Universiteit Leiden en bezig met een Europees project over religie en Tweede Wereldoorlog, kreeg woensdag het eerste exemplaar van de bundel uitgereikt.
In zijn lezing ging de emeritus hoogleraar in op protestants verzet in Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog.
In Duitsland ontstond in 1934 de ”Bekennende Kirche” (Belijdende Kerk), een christelijke verzetsbeweging. Een groep voorgangers gaf de Verklaring van Barmen uit. Zij namen Christus en de Bijbel als bron en wezen staatsingrijpen in de kerk af. De voornaamste auteur van deze verklaring, ook wel Barmer Thesen genoemd, was Karl Barth.
In Frankrijk was ds. M. Boegner, voorzitter van nationale raad van de Gereformeerde Kerk, de eerste predikant die zich keerde tegen de discriminatie en vervolging van Joden in Frankrijk.
Dr. Bank vroeg zich af of de Vrijmaking in 1944, waarbij een groep gereformeerden buiten de Gereformeerde Kerken in Nederland kwam te staan, ook niet een daad van verzet is geweest. „Ds. H. H. Kuyper, destijds voorman in de Gereformeerden Kerken, richtte zich in de eerste oorlogsjaren meer op accommodatie dan verzet, om het theologische en culturele erfgoed van zijn vader te bewaren. Was de Vrijmaking daarom niet ook een religieus antwoord op de houding van de leiding van de gereformeerde synode inzake de Duitse bezetting?”
Volgens dr. Bank zijn de gevangengenomen predikanten in oorlogstijd „bloedgetuigen, martelaren van een regime dat de christelijke kerken heeft gedoogd, maar voor dat uitstel wel wraak heeft genomen op individuele belijders.”
Dr. Van Klinken hoopt dat door middel van de bundel de stem van gevangen predikanten in oorlogstijd hoorbaar blijft. „Deze predikanten gaven in oorlogstijd uiting aan hun overtuiging en moesten daar in gevangenis en kamp voor boetten. Wij mogen hen niet vergeten.”
„Geestelijk had ik een prachttijd”
„Toen de gevangen predikanten op station Amersfoort uitstapten gingen enkele mensen op het perron om hen heen staan en zongen: „Maar de Heer zal uitkomst geven…””
„Een wonderlijke groep, een bont gehoor: van luthersch tot roomsch en van hervormd en gereformeerd tot joodsch, maar allen met hetzelfde schunnige pakje aan, allen met dezelfde magere, bonkige, gladbollige koppen en… met dezelfde honger naar het Woord.” (ds. H. L. Lieve)
„Geestelijk had ik een prachttijd. Ik heb iederen zondag soms tot vier maal toe kunnen preeken. In het geheim, maar het ging best. Ik zou dien tijd niet graag in mijn leven gemist hebben.” (ds. D. Zemel)
„Hoe dorstten wij toen naar de eenheid der kerken, naar een sterk en eendrachtelijk optreden in den nood der wereld.” (ds. J. Overduin)
„Waar is een spoor van Hem te ontdekken in deze hel, deze volslagen hel? Het zal geruime tijd duren, eer ik ondervind hoe dicht de hemel deze hel kan benaderen en dat het Woord van God met Zijn majesteit en Zijn troost geen halt houdt voor het prikkeldraad dat ons gevangen houdt.” (ds. Lieve en ds. K. R. ter Steege)
(Uit: ”Van kansel naar barak”)