Depressie
In Psychologie Magazine (oktober 2011) staat een gesprek met psychiater Jules Angst. De Zwitser is de drijvende kracht achter het grootste en langstlopende onderzoek naar geestelijke gezondheid ter wereld: de Züricher Studie.
Het onderzoek heeft een reeks nieuwe inzichten opgeleverd. Onder andere dat veel depressiepatiënten in feite licht bipolair zijn; ze kennen korte fasen van overdreven vrolijkheid. Vaak wordt niet onderkend dat mensen depressief zijn. Bij mensen met allerlei vage lichamelijke klachten wordt niet doorgevraagd en dan blijft bestaande somberheid onopgemerkt. Die somberheid is echter het echte probleem. Het onderzoek stelt vast dat slechts de helft van de mensen van wie je op grond van hun lichamelijke klachten kunt aannemen dat er iets met ze aan de hand is, de diagnose depressief krijgt. De andere helft blijft onbehandeld. Terwijl ze werkelijk ziek zijn.
Jules Angst heeft de komst van de psychofarmaca meegemaakt. Hij acht het een zegen dat deze medicijnen er zijn. Sinds de ontwikkeling van de medicijnen hoeven veel minder mensen opgenomen te worden in een kliniek.
Ook heeft het onderzoek aan het licht gebracht dat bijna de helft van de depressiepatiënten tussen de depressieve periodes door geregeld hypomane fasen hebben. Ze voelen zich dan te goed. Zelf ervaren ze dit als lekker actief. Maar ze zijn op zulke dagen veel meer geneigd tot extreem gedrag. In die fase reageren ze minder goed op antidepressiva. Deze groep patiënten heeft ook een hoger terugvalrisico. Ze zullen in hun leven vaker depressieve fasen doormaken dan de puur depressieven. Ze zijn in alles intenser, zowel in hun pieken als in hun dalen.
Niet alle somberheid is overigens als depressief aan te merken. Af en toe gedeprimeerd zijn is heel menselijk. Gevoelsschommelingen horen erbij, een sterk gevoelsleven hoort bij een gezond mens. Daarom: niet alle gevoelsschommelingen moeten als een (bipolaire) depressie geduid worden.
Psychiater Jan Spijker van ggz-instelling Pro Persona schrijft in Psy, Tijdschrift over geestelijke gezondheid en verslaving (december 2011) over een cursus zelfmanagement om depressie- of angstpatiënten meer greep op hun leven te geven. Daarna kan de huisarts de behandeling mogelijk overnemen. Zo’n 20 tot 30 procent van deze patiënten is vaak al jaren in zorg bij een ggz-instelling zonder zicht op verbetering. Ze komen gemiddeld één keer per maand langs voor controle en medicatie en dat is het. In feite zijn ze therapieresistent.
De cursus van dertien individuele bijeenkomsten met een hulpverlener beoogt mensen weer meer zelfvertrouwen te geven. De hulpverlener maakt de patiënt vooral duidelijk dat hij ondanks zijn ziekte nog een heleboel kan. Hij bekijkt –soms in het bijzijn van familieleden– wat de patiënt nog wil bereiken en wat voor stappen hij daarvoor kan zetten. Het idee is dat de tweedelijnszorg dan mogelijk kan stoppen en de huisarts de zorg kan overnemen. De psychiater blijft op de achtergrond aanwezig voor steun en consultatie.
Het onderzoek heeft behandelteams die meedoen de ogen geopend voor het feit dat ze er misschien te gemakkelijk van uitgaan dat deze patiënten onbehandelbaar zijn.
Een andere behandelingsvorm van depressie vinden we in De Psycholoog (november 2011): het training van het werkgeheugen. T. Onraed en andere onderzoekers van de universiteit Gent sluiten aan op de ontdekking dat er bij een depressie sprake is van een verstoring van de informatieverwerking (zoals aandacht en geheugen).
Bekend is dat depressie gekenmerkt wordt door het moeilijk loslaten van negatieve informatie. Het loslaten van negatieve gedachten of gebeurtenissen vereist dat men de aandacht verschuift van negatieve informatie naar positieve informatie. Het werkgeheugen is daarbij van groot belang. Het houdt informatie op korte termijn bij en beheerst de aandachtsprocessen.
Het werkgeheugen heeft een beperkte capaciteit. Daarom moet niet van belang zijnde informatie verwijderd kunnen worden, zodat nieuwe informatie kan worden opgenomen. Bij depressieve patiënten worden echter negatieve gedachten langer vastgehouden dan goed is of deze gedachten komen weer terug en kleuren in negatieve zin de bewuste ervaringen.
Verstoorde werkgeheugenprocessen vormen een risicofactor voor depressie. Een training van het werkgeheugen zou een positieve invloed kunnen hebben op depressieve symptomen. Uit onderzoek is gebleken dat depressieve personen trager presteren op werkgeheugentaken. Werkgeheugentraining zou daarom een interessante aanvulling kunnen zijn op de huidige standaardbehandelingen voor depressie.
Werkgeheugentraining is op grote schaal toepasbaar en kan via internet van thuis uit gevolgd en opgevolgd worden. Ze biedt daarmee ook de gelegenheid om terugval na behandeling te voorkomen. Zo kan, bij voldoende onderzoek, werkgeheugentraining de weg vinden van het laboratorium naar het spreekuur.
Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Reageren? focus@refdag.nl