Ongebreidelde in de plaats van de weerhouder
Niet alleen ds. A. Vlietstra uit Katwijk, maar heel kerkelijk Nederland kan opgelucht ademhalen. Justitie ziet geen reden tot vervolging van de predikant. Binnen de kerkelijke gemeente kan er nog vrijuit gesproken worden. En toch zwelt de antichristelijke stormwind aan.
Nuchterheid is een gave die met name in tijden van crisis en gevaar gewaardeerd wordt. Juist wanneer er sprake is van dreiging, geldt dat men zich niet bij een vlaag tegenwind direct van de wijs laat brengen.
Een zekere nuchterheid kan ook geen kwaad als er op cultureel-maatschappelijk terrein dingen gebeuren die verontrustend zijn. Het is echter niet verstandig om direct misbaar te maken of vanuit de angst te vluchten voor het mogelijke gevaar. Beter is de situatie reëel onder ogen te zien en pas dan te reageren. Nuchterheid betekent scherp analyseren en verstandig handelen.
Om bedachtzaam te zijn en te handelen is nog een andere vorm van nuchterheid nodig. Het vraagt helderheid van de geest. Dat betekent: niet bedwelmd zijn door geestrijk vocht van aardse makelij.
Twee schrijvers van nieuwtestamentische brieven roepen op tot nuchterheid. Paulus dringt er bij de gemeente van Thessaloniki op aan te waken en nuchter te zijn (1 Thess. 5:8) en Petrus schrijft dat aan de verstrooiden in Klein-Azië (1 Petrus 4:7). In beide gevallen gaat het om de tijd waarin de macht van de antichrist zich zal manifesteren. Christenen lopen dan juist het risico verleid te worden door zoetgevooisde woorden. De Boze bedwelmt de inwoners der aarde; strooit hen zand in de ogen. De geestelijke Klaas Vaak gaat in de avond van de wereldgeschiedenis rond om mensen te overmannen met zijn slaapverwekkende middelen. En juist dan is het nodig waakzaam te zijn.
De gedachte dat het eind der tijden aanstaande is, heeft in de loop van de kerk- en wereldgeschiedenis al veel mensen in hun greep gehouden. Hoeveel selfmade profeten hebben in de achterliggende 2000 jaar niet beweerd dat zij de wederkomst zouden meemaken? Zij allen zijn inmiddels gestorven, zonder dat er iets gebeurde.
Voor spotters is dit reden om te denken dat de Bijbelse profetie van een wereldeinde gerust afgezonden kan worden naar het rijk der fabelen. Voor christenen is het oorzaak om te denken dat het hun (levens)tijd wel zal duren. Het is immers al zo vaak voorspeld. En daarmee dutten ze in slaap; raken bedwelmd door een drankje uit een flesje met daarop het etiket ”uitstel”.
Klagen als levenshouding
Klagen over de boze tijd is voor sommige mensen een levenshouding geworden. Na de constatering dat de wereld goddeloos is, ja, goddelozer dan vroeger, wordt ter illustratie een reeks van maatschappelijke zonden opgesomd. En geef ze eens ongelijk. Het kwaad in deze wereld is op velerlei manieren zichtbaar. De secularisatie doortrekt het hele maatschappelijk gebeuren.
Het is ook niet moeilijk om allerlei gedaanten van het kwaad te benoemen. Daarbij valt wel op dat in dergelijke klaagzangen vaak het kwaad in eigen leven en in het eigen hart ontbreekt. Slechts zelden wordt gezegd dat ook het gebrek aan waakzaamheid een diepgewortelde kwaal is. Zo soezen mensen als de laatste wereldbrand aanstaande is.
De rem gaat er af
Over de duur van het laatst der dagen kunnen mensen slechts speculeren. Wie denkt te kunnen berekenen wanneer de laatste dag zal aanbreken, is ongeestelijk bezig. Van die dag en die ure weet niemand. Toch valt er wel iets te zeggen over het karakter van die tijd. Het is de periode waarin de antichrist het voor het zeggen lijkt te hebben. Hij meent zich te kunnen uitleven en zal in toenemende mate zijn macht vertonen.
Paulus gaat in de tweede brief aan de Thessalonicensen nader in op het karakter van de eindtijd. Duidelijk zegt hij dat de laatste dag pas komt nadat de afval is gekomen en de mens der zonde, de zoon des verderfs, is geopenbaard.
Tijdens het bewind van de antichrist is er sprake van een opklimmende intensiteit van het kwaad. Paulus geeft aan dat de boze zich al in zijn tijd roert, maar dat het ergste nog moet komen. Dat zal pas gebeuren als de ”wederhouder” zal zijn weggenomen. „En alsdan zal de ongerechtige geopenbaard worden.” Pas wanneer de rem er af is, zal de antichrist, de wetteloze (want dat staat er eigenlijk) zich ten volle ontplooien.
De apostel vertelt de Thessalonicensen dat er dus een verschrikkelijke tijd van boosheid en normloosheid aankomt die erger is dan de tijd waarin zij zelf leven. Opklimming in het kwaad dus. Eigenlijk is er dan geen normaal leven fatsoenlijk leven meer mogelijk.
Exegeten hebben in de loop der eeuwen op verschillende manieren geantwoord op de vraag wie die weerhouder is. Er zijn uitleggers die vooral denken aan de verkondiging van het Evangelie. Anderen, waaronder de kanttekeningen van de Statenvertaling, noemen in dit verband de overheid die de opperste macht in de samenleving heeft. Wanneer die overmand en gevangen is door de mens der wetteloosheid, dat is de mens die Gods wet niet alleen overtreedt maar die zelf vervangt door eigen normen, dan is de ongerechtige ten volle doorgebroken.
Islam
Natuurlijk zullen gelovigen in de loop der eeuwen hebben gedacht dat zij leefden in de tijd dat de weerhouder werd weggenomen en de ongerechtige geopenbaard. De kanttekeningen wijzen er al bij 2 Thessalonicensen 2:6 op dat met de opkomst van de islam christenen in Zuid-Europa meenden dat de mens der wetteloosheid vrij spel had gekregen.
Zo’n 600 jaar later dacht de middeleeuwse cisterciënzer abt Joachim van Fiore (overleden in 1202) dat hij de tijd meemaakte waarin de weerhouder was weggenomen, doordat de keizer het tegenover de verdorven geestelijkheid had moeten afleggen.
Nog weer ongeveer 600 jaar later waren er christenen die er stellig van overtuigd waren dat de weerhouder vertrok toen de Fransen hun revolutie ontketenden (1789). De leus van de revolutionairen sprak immers boekdelen: Geen God en geen meesters. De staat ontdeed zich van de kerk en het nieuwe denken van die dagen eerde niet de God van hemel en aarde maar wijdde wetenschap en kunst aan de godin van het leven. Niet het gebod van God was meer norm, maar de wil van het volk gaf de doorslag.
In ons land was het met name Groen van Prinsterer die zich tegen deze revolutiegeest keerde. Hij verzette zich tegen de gedachte van de volkssoevereiniteit. Dat moet tot geestelijk verval leiden, zo was zijn stellige overtuiging. Uiteindelijk zal dat betekenen dat het kwaad recht van bestaan krijgt en op den duur norm wordt, zo waarschuwde hij.
De barbier waardig
Wie aan het begin van de 21e eeuw zijn ogen de kost geeft, moet constateren dat de geestelijke verwording vele malen erger is dan in de tijd van de opkomst van de islam, die van Joachim van Fiore of van de Franse Revolutie. Weliswaar werden er in 1789 wissels, omgezet maar het christelijk waardepatroon bleef nog lang de onderlegger van de samenleving.
De afbraak van christelijke waarden heeft bijna twee eeuwen geduurd. Zeker na de Tweede Wereldoorlog ging dat in rap tempo. De westerse democratie is nu aangeland in een tijd waar de Spaanse schrijver en filosoof Ortega Y Gasset al in 1930 voor waarschuwde in zijn boek ”De opstand der horden”. Hij schreef: „De minister, de professor, de beroemde natuurkundige en de romanschrijver hebben over deze zedelijke zaken opvattingen, die een barbier uit een volkswijk waardig zijn. Is het dan niet volkomen natuurlijk dat de barbier uit de volkswijk de toon aangeeft?”
Wat Ortega Y Gasset voorzag, is uitgekomen. De overheid heeft haar taak als weerhouder verzaakt. Ze heeft er zelf stevig aan bijgedragen dat het kwaad goed wordt genoemd. De overheid sanctioneert wat de meerderheid van het volk aanvaardbaar acht. En zo is er sprake van een neerwaartse spiraal. De voorbeelden van geestelijke verwording liggen voor het oprapen. Het ongeboren leven wordt steeds minder beschermwaardig geacht, de zorg voor de oude, zwakke mens is van karakter veranderd. Wie wil sterven, kan hulp krijgen. De regels voor huwelijk en echtscheiding zijn op hun kop gezet en de vrijheid van meningsuiting lijkt geen grenzen te kennen.
Er is een libertijns machtsblok ontstaan dat geniet van de onbegrensde vrijheid. Ieder die dat blok hindert, wordt gedaagd voor de rechters van de libertijnse inquisitie. De weerhouder heeft plaatsgemaakt voor de ongebreidelde. Is dat juist niet waar Paulus voor waarschuwde? Als de weerhouder zal zijn weggenomen, dan zal de ongerechtige, de volstrekt normloze, geopenbaard worden.
Nuchter blijven
In die situatie zit de christenheid van vandaag. Voor haar is het van levensbelang –meer nog dan voorheen– nuchter te zijn en te waken. De klemmende vraag is of dit voldoende wordt beseft.
Te vrezen is dat veel christenen sluimeren. Tijdens het bewind van paars in de jaren negentig was er nog wel sprake van enige vrees. Zou het eerste kabinet in ons land waarin de confessionelen niet participeerden wel ruimte laten voor christenen? Er was dreiging. Er is toen welbewust gewerkt aan de opbouw van de libertijnse staat. Het pregnantste voorbeeld daarvan was de invoering van het homohuwelijk onder paars II.
En toch, het ergst was niet de vijandschap tegen christenen maar misschien juist wel het gebrek daaraan. Zoals de toenmalige CU-senator Schuurman het in 1999 in een interview met deze krant formuleerde: „De regering staat in het algemeen onverschillig tegenover hetgeen wij zeggen. Ze ontzien ons niet en bestrijden ons ook niet te vuur en te zwaard.” Die onverschilligheid illustreerde toen wellicht nog het meest de ernst van de situatie. Het christendom was het voor paars niet eens meer waard om bestreden te worden. Het deed er niet meer toe; was onbetekenend geworden.
In het eerste decennium van de nieuwe eeuw is die onverschilligheid omgeslagen in duidelijke aversie. Het bittere is dat die ommekeer juist plaatshad in een periode waarin het leek dat het christendom een comeback in de politiek leek te maken. Er kwamen kabinetten die onder leiding stonden van een premier die openlijk vertelde dagelijks bij de maaltijden te bidden; voor wie geloof meer betekende dan lief zijn voor elkaar. Er kwam zelfs een kabinet met een partij waarvoor de Bijbelse normen heilig zijn.
Deze constatering betekent niet dat de geestelijke degeneratie de schuld is van deze kabinetten. Nee, de gehele samenleving en de gehele kerk dragen schuld aan het toenemen van de macht van het kwaad. Ze hebben zich laten bedwelmen door de geest van wetteloosheid.
Wie even terugziet op de achterliggende tien jaar moet constateren dat in hoog tempo de ruimte voor het leven naar Gods Woord wordt ingeperkt. De gedoogde gewetenbezwaarde ambtenaar is geëxcommuniceerd. Er is inmiddels discussie over artsen die stervenshulp weigeren. Scholen worden beknot in hun benoemingsbeleid. De Commissie Gelijke Behandeling is strenger voor het bijzonder onderwijs dan tien jaar terug. Er is heftige kritiek als het scheppingsverhaal als de enige verklaring voor het ontstaan van de aarde wordt onderwezen. Progressieve partijen maken zich op om het toelatingsbeleid van scholen ter discussie te stellen. Gisteren luidde het COC de alarmklok omdat een lespakket waarin het Bijbels denken over huwelijk en seksualiteit wordt beschreven, volstrekt ongeschikt zou zijn.
Wie nu denkt dat we het dieptepunt hebben bereikt, vergist zich. Prof. dr. W. Verboom herinnerde vorige week in De Waarheidsvriend aan een stelling van prof. Van Ruler. Die hield zijn studenten voor dat de positie van christenen in de kerkgeschiedenis zich steeds gekenmerkte door de vierslag bespotting, discriminatie, verbod en vervolging.
De beslissing van justitie om ds. Vlietstra niet te vervolgen lijkt te bevestigen dat je binnen de kerk nog veel mag zeggen. Maar enkele dagen later plaatste de regionale pers in Dodewaard en omgeving een bericht dat een hervormd predikant tijdens zijn preek, dus binnen de muren van de kerk, zijn steun voor de gewetensbezwaarde trouwambtenaar had uitgesproken. Dat riep afkeuring op. Een incident? Dat is te hopen. Maar laat geen christen denken dat veiligheid en vrijheid zijn gegarandeerd. Zijt dan nuchter en waakt.