Gebogen knieën
Wij moeten nooit met onze gebeden voor God verschijnen zonder ootmoed en eerbied voor Zijn heilige majesteit. Om deze deugden ook uitwendig te tonen, moeten wij onze knieën buigen wanneer daar enige gelegenheid toe is. Dat deed Stefanus hier ook.Opdat wij ons in het bidden behoorlijk zullen gedragen, moeten wij op de volgende punten acht geven. In de eerste plaats op de grote heerlijkheid en de majesteit van de God tot Wie wij spreken. Ten tweede op onze grote nietigheid, zondigheid en verdoemelijkheid voor deze God. Verder op de grote zonden die wij doen indien wij niet met zulke eerbied en diep ontzag tot Hem naderen. Hierdoor ontheiligen en verachten wij Zijn goddelijke majesteit.
In de vierde plaats: indien wij in waarheid zo tot Hem naderen, bewijzen wij Hem de eer die Hem toekomt. Hij zegt dan: „…die Mij eren, zal Ik eren, maar die Mij versmaden, zullen licht geacht worden”, 1 Samuël 2:30.
Ook moeten wij hier nog leren dat het God alleen is Die de zonden vergeeft. Dat is een werk dat Hem alleen toekomt. Dit nam Stefanus ook voor vast aan toen hij voor zijn vijanden bad en zei: „Heere, reken hun deze zonden niet toe!” Alle zonden die wij begaan, zijn een overtreding van Gods heilige wet. Hoewel David zwaar had gezondigd tegen zijn naaste, bad hij tot God: „Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd…”, Psalm 51:6.
Franciscus de Wael, pred. te ’s-Hertogenbosch (Waerheyts triumphe, 1657)