Graven naar geheimen Kamp Westerbork
HOOGHALEN – Een Duits kruis in een zolderbalk is een van de eerste vondsten tijdens het archeologisch onderzoek dat deze week in het vroegere Kamp Westerbork van start ging. „Kampcommandant Gemmeker woonde in deze villa, maar we kunnen ons van hem niet voorstellen dat hij het kruis zelf in die balk heeft gekrast.”
Half naar beneden hangende plafonds; halfvergane gordijnen. Het is een bende in het houten huis bij de ingang van het kampterrein. Zomer 2007 overleed de bewoonster, mevrouw Speck O’Breen. Ze woonde er met haar honden en met de vele spullen waarmee ze haar huis vulde. „Ze leefde heel teruggetrokken. Ik bracht hier boodschappen voor de supermarkt uit het dorp; zelf kwam ze volgens mij nergens”, zegt een van de journalisten die het huis dinsdag bezichtigden.
Staatsbosbeheer verkocht de woning jaren geleden voor 10 euro aan mevrouw Speck O’Breen. Alleen zij mocht er wonen. De familie haalde het bomvolle huis in 2007 leeg. Uit een container werden wat documenten gered.
Binnen is alles nog authentiek. „Alsof je de jaren vijftig binnenloopt”, zegt bouwbiograaf J. Wijnen van archeologisch adviesbureau RAAP.
Omdat er van het kamp zelf nauwelijks iets is overgebleven, hecht het herinneringscentrum sterk aan het behoud van de villa. Het ministerie van VWS stelde inmiddels 1,6 miljoen euro beschikbaar voor het aanbrengen van een glazen overkapping.
Archeologisch onderzoek voorafgaand aan de bouw is verplicht. Het is een van de twee redenen waarom RAAP maandag de grond in de villatuin begon af te graven. De andere is dat het bodemarchief van Kamp Westerbork bedreigd bleek: „Van een boswachter kregen we de tip dat bij de vroegere vuilstortplaats van het kamp een of meer schatgravers bezig zijn. Hoog tijd dat we veiligstellen wat daar ligt”, zegt directeur D. Mulder van het herinneringscentrum bij het kampterrein.
Voor de ingang van de villa zijn de bovenste grondlagen voorzichtig weggeschraapt. Met touwen is de onderzoekslocatie in vierkante meters verdeeld. RAAP-medewerksters zeven voorwerpen uit de weggehaalde grond. Die worden daarna overgebracht naar het herinneringscentrum. Daar mogen bezoekers in de kerstvakantie komen bekijken hoe de vondsten worden schoongemaakt en gedetermineerd. Tegen die tijd moet het onderzoek van villa, tuin en vuilstort zijn afgerond. De komende jaren wil het herinneringscentrum meer locaties laten onderzoeken.
Het kampterrein oogt als een uitgestrekt park, maar idyllisch was het er tijdens de Tweede Wereldoorlog allerminst. Hier werden grote aantallen Joden op de trein gezet, op weg naar een vernietigingskamp.
„Waar mensen leven, laten ze iets achter”, zegt directeur Mulder. „Vaak dagelijks leefmateriaal, zoals bestek en pandeksels. Het zou bijzonder zijn als we ook persoonsgebonden materiaal vinden en een overlevende of zijn nabestaanden daarvan op de hoogte kunnen stellen.” Het kunnen ook herinneringen aan latere bewoners zijn: geïnterneerde NSB’ers; geëvacueerde Molukkers.
In de villa werden de eerste dag vooral sporen van de honden van mevrouw Speck O’Breen aangetroffen. Haar vader, gerepatrieerd kolonel uit Nederlands-Indië, betrok het afgelegen huis na de oorlog met zijn vrouw en twee dochters. Ze woonden er veel langer dan kampcommandant A. K. Gemmeker en zijn vriendin. „Maar we hopen behalve het Duitse kruis nog wat meer uit de oorlog aan te treffen”, zegt Wijnen.
En daarvoor speurt hij –soms met een stofmasker op– in de kruipruimten, in vergeten hoekjes en op de vliering. Van buiten klinkt het dreinende geluid van een graafmachine, op zoek naar verrassingen in het bodemarchief.
Speuren naar oorlogssporen
Prof. dr. R. van der Laarse, die als bijzonder hoogleraar erfgoed van de oorlog de Westerborkleerstoel aan de Vrije Universiteit in Amsterdam bezet, begeleidt de opgravingen bij Kamp Westerbork om de ervaringen met die van soortgelijke projecten te kunnen verbinden.
Ook op de Grebbeberg en in Kamp Amersfoort is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Veel speurwerk heeft plaats op de locaties van vroegere vernietigingskampen in Polen en Tsjechië. De Duitsers probeerden de sporen van hun wandaden vaak uit te wissen. Als er bovengronds bijna niets meer aan het kamp herinnert, kan de bodem vaak voor onbekende informatie zorgen. Bij de berging van de afvalput van Kamp Sachsenhausen is bijvoorbeeld 5500 kilo materiaal geïnventariseerd.