Anne van Laar van de Herberg: discipel met een mandje

Hij zou waarschijnlijk aannemer worden, maar na het sterven van zijn ouders gooide hij het roer om. Anne van Laar ging naar een Bijbelschool. Uiteindelijk werd hij evangelist-directeur van de Herberg in Oosterbeek. „Soms denk ik: Waarom moet iemand zo veel meemaken? Dan weet ik ook niet hoe het verder moet, eerlijk gezegd.”

Michiel Bakker

2 December 2011 15:03Gewijzigd op 14 November 2020 18:00
Foto RD, Henk Visscher
Foto RD, Henk Visscher

De zon schijnt naar binnen in het kantoor van Van Laar, dat een fraai uitzicht biedt op oude bomen in herfsttooi. Het is een van zijn laatste werkdagen in de Herberg. Negentien jaar was hij evangelist-directeur van het pastoraal diaconaal centrum op landgoed de Pietersberg. Hij trok er jaarlijks op met zo’n 150 mensen die, vaak na ingrijpende gebeurtenissen, enkele weken in de villa verbleven om op adem te komen.

Voordat hij in 1992 naar Oosterbeek kwam, werkte Van Laar –vriendelijk, bescheiden, zachte stem– elf jaar als evangelist in dienst van de zendingsorganisatie IZB rond de Noorderkerk in Amsterdam. Als hij terugblikt op de achterliggende decennia zoekt hij regelmatig naar woorden, zeker als de vragen persoonlijk worden. Maar zodra hij een link ziet met een Bijbelgedeelte of zijn pastorale werk ter sprake komt, raakt hij op dreef.

Uw loopbaan kenmerkt zich door een grote betrokkenheid op mensen. Hoe is die ontstaan?

„Het begon met het verlangen het Evangelie door te geven. Daardoor raakte ik betrokken op mensen. In de loop der jaren kwam dat laatste steeds meer op de voorgrond te staan en kreeg ik in toenemende mate oog voor de specifieke situatie van ieder mens.”

Kreeg u het verlangen om het Evangelie door te geven van huis uit mee?

„Mijn ouders spraken niet veel over het geloof, maar toonden het vooral in wat ze voor anderen deden. Toen ik achttien was, overleden ze beiden binnen een jaar. Vader stierf na een ziekte, moeder nadat er iets misging bij een ingrijpende operatie. Op dat moment stond mijn leven op z’n kop. Ik woonde als enige nog thuis en trok in bij mijn oudste broer en zijn gezin.

Mijn vriendin Enna –nu mijn vrouw– nodigde me in die tijd uit voor een vakantiebijbelkamp voor jongeren. Tijdens die week ging ik meer nadenken over Wie God is en besloot ik mijn leven in Zijn dienst te stellen. Daarmee begon het verlangen om het Evangelie aan anderen door te geven. Ik volgde een studie bouwkunde om samen met mijn broers het aannemersbedrijf van mijn vader te kunnen voortzetten. Daar stopte ik mee. Ik ging naar de Bijbelschool in Brussel, die later naar Heverlee verhuisde.”

Het sterven van uw ouders maakte u niet opstandig?

„Nee, het zette me aan het denken. Het trof me dat ik bij mijn moeder in de laatste periode van haar leven meer dan daarvoor had gemerkt dat ze niet bang was om te sterven. Ik dacht: Hoe kan dat? Want ik zou wél bang zijn om te sterven. Vanaf dat moment kreeg het geloof een bewustere plaats in mijn leven.”

Leidde het gemis van uw ouders tot eenzaamheid?

„Natuurlijk was ik verdrietig. Verder kan ik me zeker van het eerste jaar niet veel herinneren. Eén moment bleef me wel bij. Ik was samen met ons hondje bij m’n broer ingetrokken. Toen ik na een vakantie terugkwam, was het hondje dood. Het klinkt misschien raar, maar op dat moment overviel me heel sterk een gevoel van eenzaamheid en moest ik verschrikkelijk huilen. Ik dacht: Nu ben ik helemáál alleen.”

In 1981 werd u evangelist in Amsterdam.

„Na de driejarige Bijbelschool lag het werk niet voor het oprapen. Ik werd gevraagd om godsdienstleraar te worden aan het Willem van Oranje College in Waalwijk. Het leraarschap was het laatste waaraan ik dacht, maar toen het op m’n weg kwam, had ik geen vrijmoedigheid het níét te doen. In mijn vrije tijd deed ik met mijn vrouw evangelisatiewerk. Dat had mijn hart.

Na een aantal jaren werd ik geattendeerd op een vacature bij de IZB. Ik werd niet aangenomen, maar kreeg wel de vraag de volgende keer opnieuw te reageren. Toen ging het om de post in Amsterdam. Daar schrok ik van. Ik vond het veel te hoog gegrepen. Maar omdat het voor mijn gevoel door de Heere God op mijn weg werd geplaatst, heb ik toch een brief geschreven, en ik werd aangenomen.”

Wat leerde u van elf jaar missionair werk in de Jordaan?

„In het begin was ik sterk gericht op het brengen van de Boodschap. Als ik ergens een bezoek bracht, dacht ik al snel: Ik zit nu wel koffie te drinken, maar ik ben hier om het Evangelie te verkondigen. Gaandeweg ging ik beseffen: Als ik mensen wil vertellen over de Heere God, moeten ze eerst merken dat ik om hen geef, er voor hen wil zijn. Op een dag kwam ik bij iemand die ik eerder had bezocht. Hij gaf aan dat ik de vorige keer iets had gezegd wat hem raakte. Het bleek te gaan om een opmerking die ik had gemaakt toen ik al met m’n jas aan buiten stond. Op dat moment was ik niet meer bewust bezig met evangeliseren, maar was ik gewoon Anne geworden. Dat zette me aan het denken.

In die tijd stond ik stil bij de tekst: „Volg Mij na, en Ik zal u vissers van mensen maken.” Ik had altijd gelezen: Volg Mij na en wees een visser van mensen. Maar dat stond er niet. Het gaat niet om een opdracht, maar om een belofte. Als we de Heere Jezus navolgen, zal Hij ervoor zorgen dat we vissers van mensen zíjn. Vanaf dat moment was ik er niet meer krampachtig op gericht om tijdens elk bezoek uit de Bijbel te lezen of iets over de Heere God te vertellen. Ik wilde er zijn voor de mensen, naar hen luisteren. We begonnen bijvoorbeeld een open maaltijd voor buurtbewoners. Vaak kwam er dan vanzelf een moment dat ze meer wilden weten over het Evangelie. Zo ontstond er een kring van belangstellenden met wie ik daarover kon doorpraten.

Gaandeweg kreeg ik er moeite mee dat ik niet in de buurt woonde maar iedere keer vanuit Purmerland naar de stad kwam en dan weer terugging naar mijn eigen plekje. Je kunt het Evangelie niet met mensen delen als je je léven niet met hen wilt delen. Mijn vrouw en ik hebben toen overwogen naar Amsterdam te verhuizen, maar vonden het op dat moment niet verantwoord voor onze vier kinderen. Daarom besloten we na elf jaar met het werk te stoppen.”

Hoe groot was de overgang van de Jordaan naar de Pietersberg?

„Toen ik besloot niet in Amsterdam verder te gaan, had ik nog geen ander werk. De IZB was in die tijd bezig met de plannen voor de Herberg en stimuleerde mij te solliciteren. Wat ik in Amsterdam miste, vond ik in de Herberg: de mogelijkheid een poosje met mensen op te trekken. Gasten verblijven er gemiddeld vijf weken. In die tijd vorm je een gemeenschap met elkaar waarin je van alles samen doet: koffiedrinken, eten, lachen en huilen. In die setting hebben we onder meer ook drie keer per week een gesprek rond de Bijbel.”

Gasten komen hier op adem. Wat is het geheim van de Herberg?

„Dat de Heere God hier werkt. Veel gasten spreken al na een paar dagen over de bijzondere sfeer. Ze ervaren dat de stafleden en de vele vrijwilligers worden gedreven door het Evangelie. Ik ben ervan overtuigd dat al die mensen die zich voor de Herberg inzetten minimaal een paar keer per week voor het werk bidden. Het gebed van de vrijwilligers is misschien nog wel een grotere bijdrage dan de tijd die ze geven.

Gasten zeggen vaak dat ze hier iets van Gods aanwezigheid ervaren. Dat hebben we niet bedacht, dat kunnen we niet regelen. Het is echt een geheim, iets om je over te verwonderen. Ik vergelijk het wel eens met de discipelen bij de wonderbare spijziging. Ze werden op pad gestuurd met een mandje brood. Dat moet indrukwekkend zijn geweest. Er waren vijf broden en twee vissen, maar ze bleven uitdelen. De mensen waren verbaasd: Wat gebeurt hier, Petrus? De discipel wist het ook niet precies. Hij deelde alleen maar uit, het ene mandje na het andere. Zo beleef ik het werk hier ook. Ik ben een schakeltje in het geheel, maar het wonder dat hier gebeurt gaat buiten mij om. Daar heb ik geen vat op.”

Wat raakt u het meest in de verhalen van de gasten?

„Velen hebben te maken gehad met verliezen. Ze missen mensen van wie ze hielden, raakten hun baan kwijt of kregen geen kinderen. Soms denk ik: Waarom moet iemand zo veel meemaken? Een vrouw verliest een kind. En dan nog een kind. Daarna overlijdt haar man. Dat vind ik moeilijk. Dan weet ik ook niet hoe het verder moet, eerlijk gezegd.”

Wat kunt u in zo’n situatie voor mensen betekenen?

„Ik luister naar hen. Het is voor de gasten vaak bevrijdend dat ze kunnen vertellen hoe verdrietig ze zijn en hoeveel vragen ze hebben. Iemand zei: „Als mensen mij willen troosten krijg ik vaak het gevoel dat ze mijn verdriet willen afpakken. Dat wil ik helemaal niet.” In de Herberg mag het verdriet er zijn. Mensen vinden erkenning en herkenning. En tussen alle ontmoetingen door hebben we onze Bijbelbesprekingen. Dan proberen we ons te verplaatsen in de personen over wie het gaat, zoals vanochtend in Ruth en Boaz. Vaak zien de gasten in hen iets van zichzelf terug of ze komen onder de indruk van wat God zegt. Daarmee worden niet al hun vragen beantwoord, maar het gebeurt regelmatig dat ze toch weer moed vatten. In Psalm 73 beschrijft de dichter, die midden in de problemen zit: Gij hebt mijn rechterhand gevat. Die ontdekking doen veel gasten ook in de Herberg.”

Helpen uw eigen verlieservaringen u om de mensen te begrijpen in hun verdriet?

„Nee. Het gevaar is groot dat je al snel het idee hebt dat je iemand begrijpt omdat je iets vergelijkbaars hebt meegemaakt. Daarmee kun je de plank behoorlijk misslaan, want jouw ervaring zegt niets over hoe de ander zijn verlies beleeft. Ik heb geleerd om nooit meer te zeggen: Ik begrijp je.”

Wat zegt u dan?

„Ik probeer door vragen te stellen meer zicht te krijgen op de ander. Of ik ben gewoon stil. Het allermoeilijkste was dat ik soms een verschrikkelijk verhaal hoorde en de sterke drang voelde om iets te zeggen, maar niet wist wat. Op een gegeven moment dacht ik: Waaróm wil ik nu zo graag iets kwijt? Ik wilde niet afgaan, hoopte dat de ander later zou zeggen of denken: Wat Anne zei heeft me zo geholpen! Het ging ten diepte om mezelf. Die ontdekking hielp me uiteindelijk om in sommige situaties toch te kunnen zwijgen. En juist dan gebeurde het wel eens dat een gast achteraf zei: Op dat moment had ik voor het eerst het gevoel dat iemand in de gaten had hoe erg mijn situatie was.”

Hoe heeft negentien jaar Herbergwerk u veranderd?

„Ik sta er nu ontspannener in dan in het begin. Het hangt allemaal niet van mij af. Ik probeer naar mensen te luisteren in het vertrouwen dat God erbij is en dan zie ik wel wat er gebeurt. Elke ochtend laat ik in alle rust de hond uit; dan kom ik geen mens tegen. Onder het wandelen leg ik de dag in Gods handen. Dan bid ik rond de beden van het Onze Vader. Vroeger ging het als ik bad al snel over mezelf. Nu sta ik er eerst bij stil dat Gods Naam die dag geheiligd en geëerd moet worden, dat Zijn koninkrijk kome, en dat mijn doen en laten daardoor zal worden bepaald. Het gaat om de Heere, niet om mij. Ik ben maar zo’n discipel met een mandje. Ik moet beschikbaar zijn, heen en weer willen lopen, maar Hij doet het eigenlijke werk.”

www.pdcdeherberg.nl


Lees ook:

Eigenlijk zou er zoiets als De Herberg moeten zijn. De Waarheidsvriend, 8 april 1993, interview met Anne van Laar kort na zijn aanstelling als directeur bij de Herberg.

Bijkomen in De Herberg. Terdege, 14 december 1994, reportage Huib de Vries over de Herberg.

„Hier kom ik geestelijk tot rust”. Reformatorisch Dagblad, 4 oktober 1996, reportage Gert de Looze over de Herberg.

Een helpende hand in de Herberg. Reformatorisch Dagblad, 18 juli 2008, reportage Michiel Bakker over De Herberg.


Levensloop Anne van Laar

Anne van Laar wordt in 1948 geboren als jongste in een gezin met vijf kinderen in Vaassen. Hij volgt de Bijbelschool in Brussel (nu Heverlee) en staat zes jaar als godsdienstdocent voor de klas. Van 1981 tot en met 1992 werkt hij als evangelist in dienst van de hervormde zendingsorganisatie IZB vanuit de Noorderkerk in Amsterdam. In 1992 wordt hij evangelist-directeur van het nieuwe missionair diaconaal centrum de Herberg in Oosterbeek dat in mei 1993 de deuren opent. Na negentien jaar neemt hij daar afscheid.

Van Laar is getrouwd. Zijn vrouw Enna en hij hebben vier kinderen. Hun achtste kleinkind is op komst.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer