Cultuur & boeken

Ten onrechte in een gekkenhuis

Titel:

16 July 2003 14:35Gewijzigd op 14 November 2020 00:26

”Gevangene na bevrijding. Brieven van een Joodse jongen”
Auteur: Diny Beijersbergen
Uitgeverij: Merweboek, Sliedrecht, 2003
ISBN 90 5787 042 8
Pagina’s: 112
Prijs: € 10,50. Als kind verbleef Amos in kamp Vught, kort na de oorlog belandde hij voor lange tijd in een „gekkenhuis.” „De Duitsers hadden me misschien maar één jaar vastgehouden, de Nederlanders twaalf jaar. Twaalf voor mij verloren jaren. De kostbaarste jaren van een mensenleven.” In ”Gevangene na bevrijding” beschrijft Diny Beijersbergen het aangrijpende verhaal van een Joodse jongen die na de oorlog ten onrechte in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten terechtkomt en zich daaraan met veel moeite weet te ontworstelen. Het is tegelijk het verhaal van een eenzame zoeker die tijdens zijn tocht door het leven de Messias leert belijden.

Het is ruim vijftig jaar na de oorlog als Amos in een serie brieven aan zijn goede vriend Gideon een groot deel van zijn leven de revue laat passeren. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, was hij 2,5 jaar. De ’plaatjes’ van zijn kindertijd zijn „spanningen, dreiging, schietende soldaten, mensen op de vlucht.” Samen met zijn moeder komt de jongen in concentratiekamp Vught terecht. Nadat zijn moeder naar Auschwitz is gegaan, blijft de kleine Amos eenzaam achter.

Na de oorlog gaat hij van kindertehuis naar kindertehuis. Zijn moeder blijkt na verloop van tijd uit Polen te zijn teruggekomen, maar geen werkelijke moeder voor hem te zijn. „Geen liefdevolle uitstraling naar haar kind. Geen belofte om mij weer bij zich te nemen. Alleen maar vol van het leed dat ze had doorstaan”, schrijft Amos over de eerste ontmoeting na de bevrijding. „Ze had geen zintuig voor de hunkering van een kind dat alleen was en ergens bij wilde horen.”

Amos’ vader, die jaren na de oorlog naar Nederland terugkeert, kijkt helemaal niet meer naar zijn kinderen om. Beide ouders treden opnieuw in het huwelijk. Amos’ twee zusjes groeien verder bij zijn moeder en haar tweede man op.

Door de bezettingstijd is Amos in zijn ontwikkeling achter geraakt. „Geen wonder als je weet hoe de vijand in de oorlog met kinderen van het door hun gehate volk omging.” Hij wordt „opgesloten in een gekkenhuis”, achter de duinen van Noordwijk en Katwijk, uitgaande van een christelijke vereniging „tot opvoeding en verpleging van idioten en achterlijke kinderen.” „Diep debiel, stond er in mijn rapport. Het IQ dat erbij stond, zal ik maar niet noemen. Ik krijg nog tranen in mijn ogen als ik het hier neerschrijf.”

Het grootste deel van het boek beslaat de beschrijving van de periode in de inrichting, waar Amos al snel merkt dat hij minder achter is dan zijn medebewoners. Hij doet op allerlei manieren zijn best te bewijzen dat hij „normaal” is, maar het stempel dat hij eenmaal heeft, raakt hij niet zomaar kwijt. Doordat hij zich tussen de anderen niet thuis voelt, is Amos nogal eens tegendraads. Over het personeel schrijft hij: „Ze mishandelden me, geestelijk, lichamelijk en soms seksueel.”

Kostgezin
Na een lange strijd en veel extra studie wordt Amos uiteindelijk „vrijgelaten.” Zijn eerste kennismaking met het leven buiten de inrichting valt zwaar tegen. Hij belandt in een huis „waar moeilijk opvoedbare, naar crimineel neigende jongens, tijdelijk verbleven.” Later komt hij in een kostgezin in Gouda terecht. Zijn kostbaas tolereert hem omdat hij geld binnenbrengt. Via een meisje dat hij leert kennen, belandt Amos voor de eerste keer in zijn leven in een „normaal gezin.” „Het was als een warm bad na een barre tocht. Een bad met olie en zalf. Er was een barmhartige Samaritaan neergeknield bij een geslagen en berooide Joodse jongen.”

Dit christelijke gezin krijgt een bijzondere plek in het leven van Amos. „Als christenen zo gastvrij en hartelijk waren, dan zou ik ook christen willen worden.” Na een langdurige zoektocht en worsteling, deelname aan activiteiten in de gereformeerde kerk en gesprekken met de predikant besluit Amos belijdenis te doen. Als hij voorafgaande aan de belijdeniszondag zijn moeder hierover vertelt, verwijt zij hem „heulen met de vijand.” „Ben je die Duitsers dan vergeten? Ze waren toch ook zo christelijk?” Amos wordt bestempeld als een ”geschmadde”, een afvallige.

Met vallen en opstaan weet Amos zich een plaats in de maatschappij te verwerven. In het begin stoot hij nog regelmatig zijn neus, doordat hij niet heeft geleerd in de normale samenleving te functioneren. Zijn inrichtingsverleden probeert hij angstvallig voor de buitenwereld te verbergen. Ruim vijftig jaar na de oorlog raakt een televisieprogamma bij hem een gevoelige snaar en vraagt hij zijn vriend Gideon of hij zijn herinneringen en gevoelens in brieven aan hem mag toevertrouwen. In de vijftigste en laatste brief concludeert hij: „Mijn bitterheid werd zoet, want ik heb in mijn leven de Messias gevonden.”

Correspondentie
Het levensverhaal van Amos is volgens Diny Beijersbergen voor een groot deel op de werkelijkheid gebaseerd. „De feiten heeft hij mij zelf verteld. Het verhaal is er door mij omheen geweven”, schrijft ze in het nawoord. De auteur heeft er bewust voor gekozen de inhoud van de antwoordbrieven en -kaarten die Gideon aan Amos schreef niet te vermelden. „Op deze manier kan ieder die het leest een beetje ’Gideon’ zijn en zijn/haar eigen gevoelens invullen.”

Nadeel van deze aanpak is dat de wisselwerking die er normaal gesproken in een correspondentie zit, minder goed uit de verf komt. De auteur probeert dit enigszins te ondervangen door Amos in zijn brieven regelmatig fragmenten uit Gideons reacties te laten herhalen, wat soms wat gekunsteld overkomt. Dat laat echter onverlet dat Diny Beijersbergen met ”Gevangene na bevrijding” een boeiend verhaal heeft neergezet, dat de moeite van het lezen waard is.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer