Meditatie: Geestelijke gaven
1 Korinthe 12:11
„Doch deze dingen alle werkt een en dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil.”
Meer Gods beeld op Gods kind leggen, is de grootste eer die God aan een schepsel kan toevoegen, zodat hij het beeld en de gelijkenis van God draagt. Het was de grootste eer die Haman aan het Perzische hof kon uitdenken (Esther 7:7-9), al was het maar het kleed en het paard van de koning. Maar het beeld en de gelijkenis van God in zichzelf deelachtig te worden, is hoger eer. Dit beeld draagt al Gods volk, maar dit is de bijzondere belofte aan degenen die uitmunten in God tot eer te zijn. Die zullen ook boven anderen verheerlijkt worden. God legt op hen wel eens een bijzondere glans en schittering van Zijn beeld, zodat zij ontzaglijk bij de wereld zijn. Op sommigen van Gods heiligen ligt een ongewone glans van godsvrucht, die haar heerlijk maakt in de ogen van God en van mensen. Ook gebeurt het weleens dat God daar bijzondere eer toevoegt, zelfs van een boze wereld, die een rechtvaardige die uitmunt in godzaligheid prijst.
Met betrekking tot al Gods volk is het waarheid dat God hen eert, naar de mate der genade waarin naar Zijn welbehagen uitgedeeld wordt en naar dat zij Hem eer toebrengen. In het algemeen, God eert al Zijn volk, met hoge staten, door grote rijkdommen, schoonheid en heerlijkheid op hen te leggen, en met hen te verkeren.
Johannes Groenewegen,
predikant te Werkendam
(”Verzameling van veertien preken”, 1766)