Feuilleton van Umberto Eco over antisemitisme
Het thema van Umberto Eco’s roman ”De begraafplaats van Praag”, de opkomst van het antisemitisme in de 19e eeuw, is aansprekend. Maar de opbouw van het verhaal en vooral de historische verwikkelingen maken het lezen van zijn jongste werk tot een vermoeiende bezigheid.
De Italiaanse schrijver, vooral bekend van ”De naam van de roos”, neemt de lezer mee naar de negentiende eeuw, waarin hij de opmars van de nationalistische strijder voor de Italiaanse eenwording Garibaldi, de Parijse Commune en de Dreyfusaffaire beschrijft. De schrijver voert daarbij de meest bizarre personages en gebeurtenissen op, zoals satanische vrouwen en zwarte missen.
Hoofdpersoon uit de roman is de uit Turijn afkomstige geschriftvervalser Simone Simonini, die al in zijn jonge jaren door zijn grootvader wordt geïndoctrineerd met anti-Joodse theorieën. Van hem hoorde hij dat „Joden die geen traditionele kleding dragen en ogenschijnlijk geassimileerd zijn, juist gevaarlijk zijn, want ze zijn vermomd.”
Als vervalser treedt Simonini in dienst van diverse partijen. De ene keer moet hij de jezuïeten in een kwaad daglicht stellen, de andere keer de vrijmetselaars.
Het liefst verzint Simonini echter verhalen over de Joden, die hij niet kan luchten of zien. Simonini gaat dan schrijven over de Joodse begraafplaats in Praag. Hij is nooit in Praag geweest, maar heeft ooit gehoord dat er een heksensabbat heeft plaatsgehad, waarbij Joodse rabbi’s een plan opstelden om het christendom en het kapitalisme ten val te brengen om de wereldmacht naar zich toe te trekken.
Simonini wordt daarmee de auteur van de Protocollen van de Wijzen van Zion, die in 1905 werkelijk zijn uitgegeven en die de nazi’s als rechtvaardiging aanvoerden voor de ”Endlösung”.
Is Eco’s hoofdpersoon werkelijk de auteur van dit stuk? Nee, dat is hij niet. Alle personages in het boek, aldus Eco in zijn nawoord, hebben echt geleefd, behalve Simonini. Dus ook Simonini als opsteller van de protocollen is pure fictie.
Eco’s roman is geschreven volgens het concept van de 19e eeuwse feuilleton. In die tijd verscheen er wekelijks een aflevering die eindigde op een spannend moment. De bedoeling was dat de lezer uitkeek naar de volgende episode en die ook aanschafte. De schrijvers hadden er belang bij het verhaal breed op te zetten met steeds nieuwe verhaallijnen en personen.
Dat Eco zijn roman volgens dit concept heeft opgebouwd is zonder meer knap, maar het is daardoor wel ingewikkeld geworden. Eco lardeert het verhaal bovendien met personen en feiten uit de Italiaanse geschiedenis die de gemiddelde Nederlander weinig tot niets zeggen en het lezen van de roman tot een vermoeiende bezigheid maken.
Irritant zijn de enorme culinaire uitwijdingen. Simonini mag graag eten, en daar is de lezer tot vervelens toe getuige van. Het leidt ertoe dat ”De begraafplaats van Praag” regelmatig op een culinaire gids lijkt.
Na het lezen van ”De begraafplaats van Praag” blijft de lezer met gemengde gevoelens zitten. Eco geeft blijk van zijn eruditie, maar stoot daarom ook af. Als hij minder hoogdravend schrijft zal hij meer lezers krijgen. Maar ja, dan is het geen ”Eco” meer.
Boekgegevens
”De begraafplaats van Praag”, door Umberto Eco; uitg. Prometheus, Amsterdam, 2011; ISBN 978 90 446 1732 0; 496 blz.; € 24,95.