Bidden en vasten voor Nederland
AMSTERDAM – Christenmigranten in Nederland beperken zich in hun zendingsactiviteiten vooral tot mensen uit het eigen land van herkomst. Dat blijkt uit een onderzoek waarop Daniëlle Koning maandag aan de Vrije Universiteit promoveerde.
De grootste christelijke gemeenschappen bevinden zich vandaag niet meer in het Westen maar in Afrika, Latijns-Amerika en Azië. Dat betekent dat christelijke zending nieuwe vormen aanneemt. Er groeit een jonge en ijverige zendingsbeweging vanuit ”het zuiden”: Koreanen evangeliseren in Rusland, Nigerianen in de Filipijnen en Brazilianen in Kenia.
Cultureel antropologe Daniëlle Koning bestudeerde de zendingsactiviteiten van niet-westerse christenmigranten in Nederland. In haar dissertatie ”Importing God. The mission of the Ghanaian Adventist Church and other immigrant churches in the Netherlands” doet ze verslag van dat onderzoek. Een centrale rol daarin speelt de kerk van de Ghanese zevendedagsadventisten in Amsterdam-Zuidoost. De onderzoekster bestudeerde echter ook nog veertien andere migrantenkerken, omdat ze de verschillen in etnische en theologische achtergrond recht wilde doen.
Konings doel was te ontdekken of en hoe christenmigranten in dit land hun geloof delen met autochtone Nederlanders. Dat zou namelijk kunnen duiden op een zendingsbeweging die ”omgekeerd” is ten opzichte van het koloniale tijdperk, waarin Europeanen hun religie verspreidden in Afrika, Latijns-Amerika en Azië.
”Omgekeerde zending” is sinds kort een vaker terugkerend onderwerp van onderzoek. In de nog relatief schaarse hoeveelheid studies beginnen zich inmiddels een paar duidelijke lijnen af te tekenen. Ten eerste blijkt dat onder niet-westerse christenen die in het Westen wonen inderdaad de wens bestaat om onder westerlingen, die het geloof zijn kwijtgeraakt, te evangeliseren. Daarnaast is de algemene bevinding dat deze wens uiteindelijk geen werkelijkheid wordt. Met andere woorden: het lukt niet om de kerken vol te krijgen met autochtone Europeanen of Amerikanen.
De conclusies van Koning bevestigen dat beeld. De onderzoekster dompelde zich onder in de rijke verscheidenheid van migrantenkerken in Nederland, variërend van Ghanese adventisten tot Colombiaanse rooms-katholieken en Japanse evangelicalen. Ze observeerde talloze kerkdiensten en buitenkerkelijke activiteiten en interviewde kerkleiders en -leden.
Uit haar studie blijkt dat de meeste zendingsactiviteiten van christenmigranten in Nederland beperkt blijven tot migrantengroepen. In mindere mate zijn evenwel ook autochtone Nederlanders in het vizier. Er is aandacht voor de seculiere Nederlandse samenleving en het (als gevolg van de welvaart) verwaterde christendom in Nederland. Tegelijkertijd betwijfelen de leiders van de migrantenkerken of ze wel geroepen zijn om te evangeliseren onder Nederlanders. Ze ervaren daarbij de sociale grenzen van vooral taal en huidskleur als een sterke belemmering. Sommige kerkleiders zitten ook gevangen tussen het willen bedienen van een specifieke migrantengemeenschap enerzijds en het willen bereiken van autochtone Nederlanders anderzijds: tussen het kiezen van een zwarte of een blanke gastspreker, bijvoorbeeld, of tussen het vestigen van de kerk in Amsterdam-Zuidoost of in een ‘blanker’ deel van Amsterdam.
Niettemin wordt er regelmatig gebeden en gevast voor Nederland, worden Nederlandse collega’s meegenomen naar kerkdiensten en worden flyers achtergelaten in het openbaar vervoer. In kleine mate bereiken de kerken daarmee hun doel. Autochtone Nederlanders voelen zich in het bijzonder aangetrokken tot aspecten van migrantenkerken die voor hen vernieuwend zijn, zoals specifieke vormen van gemeenschap, liturgie en gebed.
Een bijzondere casus was de Russisch-Orthodoxe Kerk, waar een derde van de bezoekers autochtone Nederlander was, ondanks dat de kerk nauwelijks op evangelisatie was gericht. Ook hier bleek dat Nederlanders zich tot een migrantenkerk aangetrokken voelden omdat ze iets nieuws bracht op het gebied van spirituele ervaring (aandacht voor de zintuigen, ”authenticiteit”, ”diepgang”, ”emotie” enzovoort). Daarnaast illustreerde deze casus echter dat een migrantenkerk die een beklijvende invloed wil uitoefenen op autochtonen, dit moet combineren met het bekende, zoals de Nederlandse taal.