Kerk & religie

Nieuw boek Theodorus a Brakel gepresenteerd

VEENENDAAL – De verborgen geloofsomgang met God is de noodzakelijke voedingsbodem van waaruit de heiliging opkomt. Zo omschreef prof. dr. W. J. op ’t Hof de actualiteit van ”De trappen van geestelijk leven” van Theodorus a Brakel (1608-1669), „de meest mystieke Nederlandse gereformeerde piëtist.”

Kerkredactie
26 November 2011 17:23Gewijzigd op 14 November 2020 17:54
Theodorus à Brakel. Foto RD
Theodorus à Brakel. Foto RD

Het boek werd zaterdag in Veenendaal gepresenteerd in de serie Klassiek licht van het Nederlands Dagblad (ND). Koert van Bekkum, adjunct-hoofdredacteur van het ND, signaleerde een hernieuwde belangstelling in de gereformeerde traditie voor de beleving van de genade van Christus in het leven van de mens. Zelf was hij niet opgegroeid met Brakel maar eerder met K. Schilder, die onderscheidde tussen valse en ware mystiek. Ware mystiek is volgens Schilder daar waar Christus in de gelovige aanwezig is niet de christen centraal staat, waar de mystieke beleving één is met Gods doorgaande arbeid in de kerk. Ook horen Woord en Geest bij elkaar en kan de calvinist het geopenbaarde Woord niet missen.

Het is volgens Van Bekkum boeiend dat na een periode van veruiterlijking in de neocalvinistische traditie en een zwaar accent op de heilshistorische prediking, nu de ervaring van Gods heil weer op de voorgrond treedt. In een recensie in het ND van deze week sprak Van Bekkum over Brakel als een „zeventiende-eeuwse Henri Nouwen”.

Th. a Brakel, in het laatst van zijn leven predikant te Makkum en vader van Wilhelmus (schrijver van ”De Redelijke Godsdienst”), hield er een strak gereguleerde religieuze dagindeling op na. Hij had vaste meditatiemomenten, waarvan de eerste meditatie’s morgens vroeg viel. De laatste liep soms uit tot twee uur ’s nachts. Per dag besteedde Brakel minimaal zes uren aan meditatie.

Bovenmenselijke ascese

Het gesprek tussen een vader en zoon –onderwerp van het boek– cirkelt om de toename in de gemeenschap met Christus, waarbij die onderverdeeld wordt in kindschap, jongelingschap en vaderschap. „Het gaat om het kindschap”, aldus Op ’t Hof, hoogleraar piëtisme aan de Vrije Universiteit. „Niet ieder christen bereikt het vaderschap, maar ieder christen moet daar wel naar staan. Nauwkeurig lezen leert dat de verschillen tussen de drie trappen of stadia niet zozeer betrekking hebben op de inhoud, als wel op de intensiteit, de helderheid en de continuïteit van het geloofsleven.”

Het is „bevindelijk” christendom dat hier verwoord wordt, maar het gaat de bevinding te boven, aldus Op ’t Hof. „Het is niet minder dan mystiek christendom dat Brakel beschrijft. Het uiteindelijke doel voor hem is de gevoelige vereniging en gemeenschap met Christus.”

Op ’t Hof noemde Brakel „de meest mystieke Nederlandse gereformeerde piëtist”. Meer dan zijn geestverwanten praktiseerde hij een „schier bovenmenselijke ascese”, die echter niet geïmiteerd kon worden, wat hij overigens zelf ook nooit gewild heeft. „Gold dit al voor collega’s van de predikant, hoeveel te meer ging dit dan op voor gewone gemeenteleden. Als je twaalf uur hard moet werken, waar haal je dan de tijd vandaan om zes uur te mediteren.”

Het boek van Brakel kan in het huidige geestesleven „ontdekkend, lerend en vertroostend” werken, zo meende de VU-hoogleraar. „Het houdt mensen die vastzitten en ook vastlopen in de modder van materialisme en intellectualisme een ontmaskerende spiegel voor en wijst hen daaruit de weg. Deze weg is de weg naar boven, in die zin dat mensen zich ervan bewust worden dat zij slechts mens zijn voor het aangezicht Gods.”

Jaloersmakend

”De trappen” confronteert christenen die zich op been houden met een „verstandelijk, dogmatistisch, moralistisch of activistisch geloof” op hun grote gemis. „De bron van het leven des geloofs is de existentiële, bevindelijke omgang met God. Het geloof is primair een zaak van het hart en niet van het verstand of van de handen en voeten. Zonde en genade, veroordeling en verzoening zijn geen zaken, maar beleefde en doorleefde werkelijkheden. Anders gezegd: God leeft en de ontmoeting met Hem doet een mens leven. De verborgen geloofsomgang met God is voor christenen de noodzakelijke voedingsbodem van waaruit de heiliging opkomt.”

De wijze waarop Brakel zijn lezers de spiegel voorhoudt, is niet pedant en afstotend, maar juist lokkend en jaloersmakend. Bij Brakel is geen sprake van wetticisme, daarvan is Op ’t Hof overtuigd. Het aantrekkelijke en actuele ligt volgens hem wellicht nog het meest in zijn positieve benadering.

Op ’t Hof: „Hij getuigt keer op keer van de goddelijke, eenzijdige en voorkomende genade en heeft het gedurig over het genieten van die genade en van de nabijheid van God. Hij gaat daar zelfs nog boven uit door het vreugdevolle en het verrukkelijke van het heil te accentueren. Uiteindelijk bestaat het leven des geloofs uit blijdschap. Het was juist dit aspect dat een man als A. A. van Ruler, die zelf toch bepaald geen piëtist was, enorm aansprak en dat de reden vormde dat hij de stichtelijke geschriften van de Makkumse auteur warm aanbeval.”


Meer weten over Theodorus a Brakel? Ga naar Digibron.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer