Overeenkomsten in acceptatie werkende vrouw en homo’s
Op de werkende vrouw rustte in protestantse kringen heel lang een taboe. De rollen waren in dit segment altijd keurig verdeeld. Mannen verdienden de kost, vrouwen zorgden voor de kinderen en het huishouden. Als u wat ouder bent, vertel ik u geen nieuws, maar de opgroeiende generatie kan zich die situatie waarschijnlijk nauwelijks meer voorstellen. In vijftig jaar tijd is alles anders geworden. Eerst sneuvelde het taboe in de wat minder orthodoxe groeperingen, de laatste vijftien jaar zijn ook in reformatorische kring de wissels omgegaan.
De klassieke rolverdeling van de kostwinnende man en de zorgende moeder werd doorgaans verdedigd met een beroep op de Bijbel. Zo had God dat gewild. En niet uit willekeur. Het was gewoon voor iedereen het beste. Een man die voor de kinderen zorgt en het huishouden bestiert, dat ging ’m niet worden. Daar kwamen alleen maar ongelukken van.
Op een enkele oprisping vanuit de achterhoede na hoor je dit soort geluiden niet meer. De werkende moeder is onder ons een vertrouwd verschijnsel geworden. Daar moet overigens wel een nuance bij worden aangebracht. Van een fulltimebaan is vaak geen sprake. Maar het globale beeld laat toch een enorme verschuiving zien.
Een en ander wordt wel geduid als een gevolg van de feministische revolutie, maar dat kan niet de enige verklaring zijn. De opmars van werkende refomoeders moet ook worden toegeschreven aan interne ontwikkelingen. Scholen die zaten te springen om personeel waren maar wat blij als een moeder uit eigen kring kon regelen dat ze beschikbaar was. En neem de vrouw die na een lange studie huisarts kan worden. Die hangt haar stethoscoop niet zomaar aan de wilgen vanwege het moederschap. Dan heb ik het nog niet eens over de toestand op de huizenmarkt. Zelfs voor een simpele starterswoning is één inkomen meestal niet toereikend.
Of dat tot de voorspelde ongelukken leidt, is moeilijk te overzien maar volgens mij valt het mee. Ook mannen blijken prima voor kinderen te kunnen zorgen en een lekker potje te kunnen koken, van oppasoma’s worden de koters zeker niet ongelukkig en dankzij wat extra inkomen kan er in een fatsoenlijke buurt worden gewoond, wat ook wat waard is.
Dat het op debatniveau tamelijk stil is geworden, zal wel een beetje te maken hebben met de privésituaties van opinieleiders in de gezindte. Je kunt wel allerlei stevige opvattingen huldigen, maar het wordt lastig ze in de groep te gooien als je eigen zus directeur is van een instelling, je dochter-met-kinderen gynaecoloog is en je vrouw als oppasoma dienstdoet. Het voorbeeld is bedacht maar niet onrealistisch.
En dat beroep op de Bijbel? Volgens mij heerst het brede gevoel dat dat niet helemaal terecht was. Ik moet dan denken aan een SGP-avond waarop een gerenommeerd spreker het zou hebben over vrouwenemancipatie. Dat werd van dik hout zaagt men planken, zullen de meeste bezoekers hebben gedacht. Het pakte anders uit. De spreker begon met de werkende vrouw op het platteland. Dat was van oudsher een bekend verschijnsel en het was aan de komst van de machines te danken dat het vrijwel was verdwenen. Niet dankzij een hernieuwde visie op Bijbelse noties. Naderhand bladerde ik nog eens door wat oude prentenboeken en wat je vaak ziet, zijn inderdaad moeders die zich op de akkers in het zweet werken. De kinderen vermaken zich ergens in een hoekje. Tsja….
Wat ik me de laatste tijd afvraag, is of het ook zo zal gaan met de kwestie van de homoseksualiteit. Net als in de tijd van het debat over de vrouwenemancipatie wordt er een enorme druk op de reformatorische gezindte uitgeoefend om de ingenomen posities op te geven. Toch zal juist die druk weinig effect hebben. Eerder is er een tegengestelde beweging waar te nemen. De actie van de RMU om de belangen van weigerambtenaren te bundelen, is er een goed voorbeeld van. Hoe heftiger de aanvallen, hoe sterker de neiging om de gelederen te sluiten.
Nee, van die kant zal de verschuiving niet komen. Ook hier spelen, als ik het goed zie, interne factoren de belangrijkste rol. Op grond van uitgebreid onderzoek is bekend dat een op de twintig tot dertig mannen en vrouwen homo is. Dat is een gegeven dat niet valt weg te poetsen. Het betekent dat er nog heel veel mensen uit de kast moeten komen, ook en zeker in reformatorische kringen. Naarmate het taboe op homoseksualiteit verder wordt geslecht, gaat dat ook gebeuren. Dat is bijna een wetmatigheid. Er zullen dus in de gezindte steeds meer gezinnen en families mee te maken krijgen. Dat heeft grote gevolgen. Homo’s zijn dan niet langer fanatici van het COC of naaktlopers van de Gay Parade, maar ze zijn dichtbij en behoren tot je geliefden. Meestal hebben zij een dramatische tijd achter de rug want uit de kast komen doet iemand niet dan na een ingrijpend proces. Zoiets doet wat met je als vader, moeder, opa, oma, broer of zus. Vaak wordt alles dan anders, ook als er sprake is van relaties.
Al blijft het profetie van de koude grond, het is volgens mij in een notendop wel de situatie die ons te wachten staat.