Van de Beek: traditioneel én modern
AMSTERDAM – Hij heeft kritiek op de laksheid en moderniteit van de kerk vanuit apostolische bronnen, maar is ook sterk door de context van de moderniteit bepaald. Zo typeert de Leidse ethicus prof. dr. G. G. de Kruijf de theoloog prof. dr. A. van de Beek in een vriendenbundel die vandaag verschijnt.
Van de Beek nam in september vorig jaar afscheid als hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit. Vanwege ziekte van zijn vrouw een jaar vroeger dan eerder de bedoeling was. Ter gelegenheid van het bereiken van de 65-jarige leeftijd (op 9 oktober) kreeg hij vanmiddag tijdens een symposium een feestbundel aangeboden onder de titel ”Strangers and Pelgrims: On the Meaning of the Theological Oeuvre of Abraham van de Beek” (uitg. Brill, Leiden).
De redacteuren, prof. dr. Paul van Geest en prof. dr. Eddy van der Borght, hebben collega’s, studenten, promovendi en relaties van het International Reformed Theological Institute (IRTI), waarvan Van de Beek directeur was, gevraagd een bijdrage te leveren. Het resultaat is een ruim 900 bladzijden tellende bundel (230 euro) met ruim vijftig bijdragen uit binnen- en buitenland over thema’s die kenmerkend zijn voor het denken van Van de Beek. Het boek bevat vier hoofddelen: ”Christus en Israël”, ”Eschatologie”, ”Theologie van de kerk”, ”Scheppingstheologie” en ”Vrijheid van godsdienst”.
De inleiders Van Geest en Van der Borght vergelijken Van de Beek met de mystieke schrijver Thomas a Kempis, die de wereld wilde ontvluchten door met een ‘boekje in een hoekje’ te gaan zitten, aldaar mediterend en levend uit de navolging van Christus. „Het feit dat de christen wel mét maar niet ván de wereld is, sluit niet uit dat diezelfde christen de wereld vorm kan geven.”
Van de Beek beschouwde volgens De Kruijf de strijd tussen de alexandrijnse en de antiocheense school als het beslissende geding in de kerk dat zich telkens in de westerse historie herhaalt. „De Antiochenen, gerepresenteerd door Nestorius, erkennen wel een innige relatie tussen God en Jezus maar houden ook graag oog voor het onderscheid tussen God en mens. Voor de Alexandrijnen (Athanasius, Cyrillus) gaat het in Jezus helemaal om de incarnatie van God. In Jezus redt en draagt God de wereld.”
Van de Beek identificeert God met de gekruisigde Christus. De lijdende God is de redding van de wereld. Die redding ligt bij Van de Beek in de verkondiging van de doop als inlijving in Christus waarin een „transfer” plaatsheeft naar de gemeenschap met Christus. „Van de Beek bedoelt met die transfer min of meer letterlijk: je bent onttrokken aan deze wereld. Niet dat je later naar de hemel hoopt te gaan, nee, je bent nu als persoon van lichaam en ziel al deel van de nieuwe schepping. Je bent weg, je hebt ‘hier’ niets meer te zoeken en dat moet in heel je leven tot uitdrukking komen.”
De bundel weerspiegelt de breedheid van het denken van Van de Beek. Dr. W. H. ten Boom vergelijkt Van de Beeks visie op de landbelofte met het omstreden Kairosdocument. Van de Beeks pleidooi voor bezinning op het avondmaal wordt in verschillende bijdragen uitgewerkt. Dr. H. van den Belt belicht onder de titel ”Rome of Jeruzalem?” Van de Beeks visie op de eenheid van de kerk. Het huidige Rome verschilt volgens Van de Beek van de kerk ten tijde van de Reformatie, daarom kunnen protestanten de bisschop van Rome erkennen. Israël heeft als theologische factor en als volk echter geen plaats in zijn toekomstvisie.
Dr. W. van Vlastuin stelt kritische vragen bij de gevolgen van Van de Beeks eschatologie voor de verzoeningsleer (feitelijk geen onderscheid tussen eerste en de tweede komst van Christus). Dr. G. van den Brink verdedigt de zondeval als „iets historisch” tegenover Van de Beek, al erkent hij de symbolische taal ervan.
Onmiskenbaar bevat de theologie van Van de Beek een dimensie van overdrijving, stelt De Kruijf, „uitgelokt door moraliserende verlichtingstheologie en door geruststellende evangelicale spiritualiteit.” Toch ontkent de Leidse ethicus dat Van de Beek zich „zuiver traditionalistisch” opstelt. „Niets is echter minder waar. Op tal van plaatsen geeft hij er blijk van doordrenkt te zijn met de kritiek der Verlichting. Zijn wijze van theologiseren wordt veel sterker door de context van de moderniteit bepaald dan het aanvankelijk misschien lijkt.”
Dat beaamt prof. Dirk Smit (Stellenbosch). Van de Beek ervaart de geestelijke crisis om over God als zodanig te spreken – zonder dat er iets gebeurt en zichtbaar is. „Is zijn theologie misschien niet veel meer contextueel dan het lijkt, seculiere, postmoderne theologie bij uitnemendheid, de tijdgeest radicaler weerspiegelend dan bij de meeste anderen?”