Rolduc sluit de deuren voor scholier
KERKRADE – Er fietsen sinds september geen scholieren meer door de poorten van College Rolduc in Kerkrade. Wat overblijft van de ruim 900-jarige onderwijsinstelling zijn een abdijhotel en een grootseminarie, dat af en toe een nieuwe priester aflevert.
Hoe het zo ver kon komen, beschrijft journalist Twan Geurts in zijn onlangs verschenen boek ”Rolduc. De laatste dagen van een kleinseminarie” (uitg. Balans). Hij zat vanaf 1962 op het internaat voor jongens van twaalf tot achttien jaar die priester wilden worden.
Het was de tijd dat Limburg nog rooms-katholiek was en het beroep van geestelijke alom gerespecteerd. De jaren zestig veranderden echter de wereld. „Aan het begin van het decennium liepen alle priester-leraren nog in hun zwarte toog te brevieren door de gangen van de abdij. Tien jaar later waren veel van die geestelijken uitgetreden of samen gaan wonen met een vriendin. Het kleinseminarie was opgeheven, het internaat bestond niet meer. Externe leerlingen en zelfs meisjes bevolkten het gymnasium.”
In 1960 was het voor een Limburgse jongen helemaal niet zo’n gek idee om priester te worden, schrijft Geurts. De pastoor en de kapelaan genoten aanzien in de dorpen en de steden van de provincie, zij speelden een hoofdrol in het gemeenschapsleven, de kerken zaten op zondag vol. Niemand twijfelde nog aan het onfeilbare leergezag van de paus en de voorschriften van de kerk.
Toch wisten de meeste jongens niet waaraan ze begonnen. Geurts interviewde voor zijn boek bijna dertig schoolgenoten en vroeg waarom ze indertijd naar Rolduc zijn gegaan. „Een paar wisten niet dat een kleinseminarie een priesteropleiding was. Weinigen voelden zich echt geroepen tot het priesterschap. De meesten hadden slechts een vage notie, ze waren misdienaar, zongen in het kerkkoor en lieten zich inspireren door het rijke roomse leven.”
„Klasgenoten van de lagere school vroegen wat je de hele dag ging doen op zo’n seminarie”, zegt Jo Kunnen. „Alleen maar misje spelen? Dat er bij die zogenaamde roeping tot het priesterschap ook een celibaat hoorde, daar had je geen seconde bij nagedacht.”
In de rechtervleugel van het immense abdijcomplex wonen de eerstejaars. Ze slapen in chambrettes, kamertjes van 2 bij 2 meter. Een houten achterwand, houten zijwanden en twee hagelwitte gordijnen aan de voorzijde. Er staan een ijzeren bed met een po eronder, een nachtkastje en een klerenkast. Elke ochtend om zeven uur rukt een luidruchtige bel de ”rolduciens” uit hun slaap.
Op een enkele tik na vonden er op Rolduc geen lijfstraffen plaats. Seksuele contacten tussen leerlingen waren er wel. De sympathie van Geurts ligt duidelijk niet bij godsdienstleraar Jo Gijsen, later bisschop van Roermond, die zich „ontpopte als het fundamentalistisch geweten” van de school. Volgens hem zocht Gijsen de confrontatie met zijn progressieve collega’s, ontketende hij een „razzia” onder tientallen jongens die werden verdacht van homoseksuele betrekkingen –de „internaatsziekte”– en eiste hij dat leerlingen die hun geloof hadden verloren onmiddellijk de school zouden verlaten.
Bij al het nieuws over seksueel misbruik in rooms-katholieke instellingen leek Rolduc lange tijd de dans te ontspringen. Maar ook daar vond misbruik plaats, vertelt oud-leerling Yan Tax in het boek. „Ik ben tussen 1962 en 1968 bijna dagelijks misbruikt door een katholieke priester.” Hij had de beerput nooit willen en durven openen. „Nu met alle publicaties kan ik niet anders meer. De dader is inmiddels gestorven. Was op zijn begrafenis om zeker te zijn dat hij dood was.”
Ook Gijsen zit nu in de beklaagdenbank. Vorig jaar kwam het bericht naar buiten dat twee oud-leerlingen van Rolduc hem ervan beschuldigen betrokken te zijn bij gevallen van seksueel misbruik. De ene verklaarde dat Gijsen hem meermalen heeft begluurd; de andere dat de oud-bisschop begin jaren vijftig bij leerlingen in bed stapte. Gijsen ontkent de beschuldigen.
Het boek van Geurts werpt geen nieuw licht op deze zaak. Of het moet zijn dat Yan Tax verklaart dat de gordijnen van zijn chambrette dichtgeschoven waren op het moment dat hij misbruikt werd op de kamer van de geschiedenisleraar. „Dat moet zijn gedaan door iemand die wist waar ik uithing maar dat wilde verhullen. Gijsen moet ervan geweten hebben en ook de andere surveillanten, dat kan niet anders.”