Balans na veertig jaar protestantisme
AMSTERDAM – Wat heeft veertig jaar protestantisme in Nederland opgeleverd? Vrijdag werd in Amsterdam het jubileum gevierd van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (HDC).
Zo’n 250 belangstellenden zijn naar de Vrije Universiteit gekomen om de ”Protestand”, zoals het HDC-jubileumcongres heette, op te maken. Protestant is een breed begrip, constateert directeur dr. George Harinck. De SGP’er valt er onder, en de remonstrant. Het HDC heeft altijd een platform willen zijn voor het gesprek van protestanten met zichzelf en met de wereld.
Van een blije jubileumviering kan helaas geen sprake zijn. „Het Nederlandse protestantisme is aan het overlijden”, stelt dr. Peter van Rooden, hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam, vast. Zijn beeld is zwart: „Alle statistische cijfers documenteren een aanhoudende en catastrofale achteruitgang. Elk jaar worden er minder kinderen gedoopt. Elk jaar worden er minder huwelijken kerkelijk ingezegend. Elk jaar worden er minder mensen kerkelijk begraven. Kerken worden gesloopt, christelijke organisaties verliezen hun identiteit. Het verval van de christelijke politiek is te triest voor woorden. En er is niets dat wijst op een opvolger van het protestantisme. De enige kandidaat, de evangelische beweging, functioneert vooral als opvang van orthodox-gereformeerde jongeren die nog willen blijven geloven.”
Van Rooden ziet identiteitsverlies onder protestanten. Als voorbeeld noemt hij de totstandkoming van de Protestantse Kerk in Nederland, waarmee het verzuilde bolwerk van Kuyper feitelijk ongedaan werd gemaakt.
Opwekkender is de documentaire ”God heeft tijd voor ons” over George Puchinger. BN’ers als Antoine Bodar, Frits Bolkestein en Dries van Agt geven hun mening over deze legendarische eerste HDC-directeur. Een stijlvol man in driedelig donkerblauw, met sigaar. Rooms-katholiek gedoopt, protestants opgevoed. Gedreven, trouw, bescheiden. Chroniqueur van calvinistisch Nederland. Honderden diepgravende interviews hamerde hij in z’n typemachine.
’s Middags komen politiek, kerk en ethiek naar voren. Dr. Ruard Ganzevoort, hoogleraar praktische theologie aan de Vrije Universiteit en Eerste Kamerlid voor GroenLinks, vraagt zich af of er een protestantse politiek bestaat. „Protestantisme valt niet samen met rechts of links, confessioneel of seculier.”
Dr. Bart Jan Spruyt, voorzitter van de Edmund Burke Stichting, waarschuwt voor een „monomaniak liberalisme dat aan macht en invloed wint.” Het heeft de neiging „de publieke ruimte te willen definiëren (…). Tegenwoordig gaat het dan vooral om het gelijkheidsbeginsel, dat steeds radicaler wordt gedefinieerd. Liberalen noemen hun seculiere waarden ”neutraal”, en begrijpen slechts zelden dat zij de enigen zijn voor wie die waarden neutraal zijn.”
Debatleider Wim Berkelaar, onderzoeker bij het HDC, prikkelt Ganzevoort: „Wat doet u als protestant in een partij die gewetensbezwaarde ambtenaren wil weren?” Ganzevoort: „De waarden waar we elkaar aan houden zijn fundamentele mensenrechten, verankerd in Europese verdragen.” Spruyt: „Op het moment dat je die rechten voor de ene groep vaststelt, ben je ze voor een andere groep aan het aantasten. Mensenrechten zijn lastig om politiek mee te bedrijven, ze zijn niet eenduidig genoeg. Het mooie van de protestantse traditie is: ze maakt duidelijk dat je zonder christendom geen democratie kunt hebben. In de Nederlandse traditie is de gedachte altijd sterk aanwezig geweest dat de politiek níét aan diepste overtuigingen van mensen moet komen.”
Ganzevoort: „Ik heb geen moeite met mensen die moeite hebben met homoseksualiteit. Waar ik wel moeite mee heb: de overheid heeft zelf de beperking uit het huwelijk weggehaald. Dan kunnen ambtenaren vervolgens niet zeggen: Ik heb een probleem met een deel van mijn taak. Een brugwachter kan ook niet de brug alleen openen voor schepen van Duitse, en niet van Britse makelij.”
Spruyt: „Iets wat tien jaar geleden voor velen onvoorstelbaar was, het homohuwelijk, wordt nu als toetssteen van democratie gehanteerd. Daar protesteer ik tegen. Toen het homohuwelijk door de Tweede Kamer werd aangenomen, en dat vind ik het verlinkerige eraan, zei Cohen: Nee, we gaan geen heksenjacht ontketenen. En als het dan geregeld is, doen ze het toch.”
Ganzevoort: „Het probleem zit niet in het weigeren van de ambtenaren, het zit in het feit dat de ambtenaar een soort seculiere dominee is geworden, waarmee het moet klikken. Mijn voorstel zou zijn: overheid, registreer slechts dat er sprake is van een bepaald huwelijk, en laat de rest aan de rituele markt over. Laat ambtenaren hun eigen trouwbureau beginnen, maar niet namens de overheid.”