Opinie

Christendom dat relevant en present wil zijn, is on-Bijbels

De idee van een door de wereld uitgedaagd christendom dat relevant en present wil zijn, is on-Bijbels, stelt dr. Kees Boele.

18 November 2011 20:00Gewijzigd op 14 November 2020 17:46
„De kerk dient zich verre houden van ‘statesmanship’ en allerlei andere politieke en organisatorische bravoure.” Foto RD, Henk Visscher
„De kerk dient zich verre houden van ‘statesmanship’ en allerlei andere politieke en organisatorische bravoure.” Foto RD, Henk Visscher

Menig christen voelt zich vandaag de dag uitgedaagd om het christelijk geloof relevant te maken of te houden. Christen-politici bijvoorbeeld proberen er in de Haagse arena het beste van te maken. Anderen voelen zich uitgedaagd om in de maatschappij „het verschil te maken.” Nog weer anderen proberen door middel van christelijke filosofie of wetenschap een ‘alternatief’ te bieden dan wel het christelijk geloof rationeel aannemelijk te maken.

Nu is het opmerkelijk dat het woord ”uitdaging” in de Bijbel niet voorkomt. Ik denk dat dit niet toevallig is. Sterker nog, de hele idee van een door de wereld uitgedaagd christendom, dat relevant en present wil zijn, is een on-Bijbelse idee. Nog scherper geformuleerd: een christen die zich uitgedaagd voelt door de wereld, is een geseculariseerde christen.

Deze scherpe stelling moet ik natuurlijk toelichten. Het woord secularisatie komt van het Latijnse saeculum, dat wil zeggen de huidige wereld. Secularisatie betekent dus dat mensen op de huidige wereld gericht zijn, en niet op hun hemelse vaderland, het eeuwige leven. Dat laatste zou eigenlijk de bedoeling moeten zijn, want ons burgerschap is volgens Paulus in de hemelen (Fil. 3:20).

Onder secularisatie versta ik, in navolging van dr. A. van den Beek, niet zozeer een afname van het aantal kerkleden of een vermindering van de christelijke impact op de wereld. Een theologische, kwalitatieve definitie van secularisatie is dat onze primaire oriëntatie op de wereld gericht is.

Deze vorm van secularisatie treedt op als de kerk of christenen hun zijn in Christus op de achtergrond stellen, ten gunste van seculiere, tot dit tijdelijke, aardse leven behorende doelstellingen, zoals een betere wereld, vooruitgang, duurzaamheid, intellectuele status enzovoorts.

Als wij ons als christenen uitgedaagd en gestimuleerd voelen door de wereld, is dat dus een teken van secularisatie. Wij laten ons leiden door de agenda, de bedoelingen, de criteria, de eisen en de paradigma’s van de wereld. Dan verkwanselen we ons burgerschap in de hemelen. Een uitgedaagd christendom is dus geen vorm van christelijk geloof, maar vooral van menselijke religie.

Keller

Het denken in termen van christelijke uitdaging is een moderne variant van typisch neocalvinistisch denken. Als geen ander voelde de neocalvinistische voorman Abraham Kuyper (1837-1920) zich uitgedaagd door de wereld. Het calvinisme eert volgens Kuyper „het leven der wereld in zijn zelfstandigheid.” Wij moeten als christenen de schatten, door God in deze wereld en in zijn leven gelegd, op elk terrein ontwikkelen,

Deze ontwikkelingsgang trok volgens Kuyper juist door die groepen heen voor wie niet het isolement, maar, wat hij noemt: de „bloedmenging” historisch kenmerk was. Het calvinisme zal zich volgens Kuyper biologisch voortplanten. Het calvinisme kan volgens Kuyper zelfs „de stroom van de ontwikkeling der mensheid” een stadium verder leiden.

Men wrijft zich anno 2011 toch wel de ogen uit als men dit leest. Hoe ver kan men van de ware Calvijn afdrijven. Het ademt een totaal andere atmosfeer dan die van bijvoorbeeld de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus. De kerk moet haar normen niet ontlenen aan de cultuur en de wereld, maar aan Christus en de Bijbel.

In onze tijd, waarin de zuilen zijn omgevallen en allerlei christelijke vanzelfsprekendheden vrijwel helemaal voorbij zijn, heeft deze vorm van positief, christelijk-cultureel neocalvinisme weinig zin meer. De kuyperiaanse, gereformeerde strijd is verloren. Nederland is definitief geseculariseerd en de christenheid heeft geen vanzelfsprekende aanspraken meer op macht.

Toch steekt het neocalvinistische gevoel van uitgedaagd te worden telkens weer de kop op. Weliswaar niet meer in de biologische variant van Kuyper, maar wel in een manier van denken die het christelijk geloof en de kerk vooral relevant wil laten zijn voor de wereld, of het nu is door middel van christelijke politiek, christelijk leiderschap, christelijke wetenschap, christelijk-sociaal denken of christelijke apologetiek.

Een specifiek voorbeeld van dat laatste is de apologetiek van de Amerikaanse theoloog en voorganger T. Keller. Hij beklemtoont de ‘positieve’ betekenis van het Evangelie en wil de redelijkheid van het christelijk geloof verdedigen.

Keller voert een pleidooi voor de waarheid van het christendom, met behulp van tal van rationele argumenten. Hij gebruikt hierbij naar eigen zeggen de benadering van het ‘kritisch rationalisme’, die er van uitgaat dat er bepaalde argumenten zijn die de meeste rationele mensen overtuigend zullen vinden. Met behulp van deze benadering stelt hij dat het christelijk geloof op „kritisch rationele” gronden het best „geverifieerde” geloof is, dat de meeste „verklaringskracht” heeft.

Het grote bezwaar van deze methode is mijns inziens dat deze benadering het christelijk geloof tot een kwestie van verificatie of falsificatie maakt en daarmee afhankelijk van wetenschappelijke criteria van de wereld. Het loutere feit dat Bijbelteksten hier en daar (bijvoorbeeld rondom de opstanding van Christus) ‘empirisch’ tegenstrijdig zijn, zou binnen het kritisch rationalisme op zichzelf al voldoende grond zijn voor falsificatie.

Bovendien betekent een pleidooi voor het christelijk geloof vanuit een kritisch rationalisme dat het daarmee altijd maar onder voorbehoud waar is. Immers, volgens K. R. Popper (1902-1994), de grondlegger van het kritisch rationalisme, is het zo dat wanneer zich een bijzonder feit voordoet dat falsificerend werkt, de theorie, die tot op dat moment een zekere geldigheid had, onmiddellijk in duigen valt. Er bestaat volgens Popper geen strikt genomen waarheid, alleen maar tijdelijke juistheid.

Als het christelijk geloof ‘conflicteert’ met wereldse, filosofische en wetenschappelijke rationaliteit, is dat helemaal niet erg. In de Vroege Kerk was de apologetiek dan ook geen poging om het geloof acceptabel te maken, maar een ontmaskering van het leugenachtige gedachtegoed van de tegenstanders, evenals Jezus mensen om Hem heen ontmaskerde.

Ik schreef al dat uitdaging geen Bijbels woord is. De Bijbel spreekt ten aanzien van onze verhouding tot de wereld in heel andere termen: haat, verdrukking, afsterven. Vriendschap met de wereld is vijandschap tegenover God, zegt Jakobus kernachtig (Jak. 4:4). Een tekst die elk gevoel van uitdaging door de wereld zou moeten indammen.

Mijn conclusie luidt al met al dat christenen zich niet moeten laten uitdagen door de wereld. Waar ze dat wel doen, zijn ze al geseculariseerd. De verhouding van de kerk tot de wereld is er niet een van uitdaging. De nieuwste visienota van de Protestantse Kerk stelt dan ook ten onrechte dat de kerk „van alle kanten wordt uitgedaagd” door de samenleving.

Erfenis

Blijft de vraag: hoe hebben wij als christen te leven in deze tijd? Ik ga dit een beetje concretiseren. Om te beginnen moet de kerk zich verre houden van ‘statesmanship’ en allerlei andere politieke en organisatorische bravoure. We maken dan van de kerk een onderneming, met doelstellingen, een politieke beweging.

Christenen moeten zich ook niet als christelijke leiders gaan manifesteren door bijvoorbeeld het rumoer van de wereld na te apen. Zo’n leider helpt Christus, Wie alle macht gegeven is in hemel en op aarde, in plaats van dat Hij door ons werkt. „Laat u geen leidslieden noemen”, zegt Jezus.

Wij moeten verder niet wereldgelijkvormig worden door allerlei christelijke projecten en programma’s uit te voeren, met soms zelfs de heimelijke bedoeling om het beter te doen dan de wereld. Wij zijn vreemdelingen en bijwoners, die niet op aarde zijn om de structuren van de wereld te veranderen, want de wereld gaat voorbij.

Wat moeten we nu wel doen? Het gaat in de Bijbel en het christelijk leven om de juiste richting, namelijk van schepping naar verlossing. Het christelijk leven op aarde, zolang ons dat als hemelburger gegeven is, heeft iets van ascese en werkt hooguit fragmentarisch –dus geen doperse mijding– in op de maatschappij.

Het beginsel van het christelijk leven is dat wij niet van onszelf zijn, maar van God, zodat wij onze lichamen geven tot een levende, heilige en Hem welgevallige offerande (Rom. 12:1). Calvijn verwacht daarbij van christenen dat zij met opgewektheid op het gelaat rond lopen en door vriendelijkheid hun dienstbetoon aangenaam maken.

Tegelijkertijd moeten wij ons volgens Calvijn voorbereiden op een hard, inspannend en onrustig leven. De verdrukkingen zijn echter niet zinloos, zij dienen ons op te wekken om het toekomende te overdenken. Er wacht immers een hemels vaderland en een hemelse erfenis op ons, in de toekomst des Heeren. Tot die toekomst aanbreekt zijn we vreemdelingen en bijwoners, zoals Jezus Zelf er een was.

De auteur is voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Dit artikel is een bewerking van de lezing die hij donderdagavond in Ede heeft verzorgd voor de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer