Zonder creatief vermogen is kennis van basisvaardigheden zinloos
We moeten ons niet blind staren op landen waar kinderen bij taal en rekenen beter presteren dan Nederlandse kinderen, betogen Michel Rog en Wim Kuiper. Kennis van deze basisvaardigheden is zinloos als het creatieve vermogen ontbreekt om er concrete problemen mee op te lossen.
Deze week vindt in de Tweede Kamer overleg plaats over de vormende taak in het onderwijs. Wij zijn blij met de parlementaire aandacht voor dit onderwerp. Wij maken ons namelijk zorgen over de te grote nadruk die het kabinet legt op rekenen en taal met het bijbehorende toetsencircus.
Zo wil het kabinet een begintoets voor leerlingen in groep 3 instellen. Of toetsresultaten van zulke jonge kinderen betrouwbaar zijn, is nog maar de vraag. Maar belangrijker: het versterkt de gedachte dat onderwijs vooral draait om het scoren op toetsen.
Als je de school als leerfabriek ziet, ligt het accent op het optimaal scoren van kinderen op toetsen: ”teaching to the test” (leren voor de toets). Daar wordt immers op afgerekend. Ook stelt het kabinet streefdoelen voor Cito-scores. Of leerlingen echt slimmer worden is feitelijk de vraag niet, als de Cito-scores maar omhooggaan.
Visie
Betere prestaties voor rekenen en taal bereik je door er in zaakvakken (geschiedenis, aardrijkskunde, biologie, economie), drama en muziek meer aandacht aan te besteden. Toneelspel of het schrijven van een toneelstuk heeft toch niet minder met taal te maken dan een spreekbeurt of een dictee?
En wie met natuurkunde of economie bezig is, krijgt direct context bij het rekenwerk. Juist het verwerken van taal en rekenen in andere vakken zorgt voor een hogere kwaliteit van onderwijs.
Het kabinet verengt die kwaliteit steeds meer tot toetsresultaten voor taal en rekenen. Het gaat steeds om telbare output. Albert Einstein dacht daar al anders over: „Alles wat kan worden geteld, telt niet noodzakelijkerwijs”, zei hij.
Concurrenten
Het welbevinden op een school, de ontwikkeling van het creatief denken, sociale vaardigheden en participerend burgerschap zijn zaken die niet direct meetbaar zijn. Maar ze zijn minstens zo belangrijk voor het Nederland van morgen als kennis over taal en rekenen. Het gaat erom welke visie erachter zit.
Het kabinet lijkt de doelstelling om het Nederlandse onderwijs tot de top vijf van de wereld te laten behoren, meteen als visie te hebben geadopteerd. Tot onze concurrenten behoren dan de echte industrielanden, zoals Zuid-Korea en China. Het zijn landen met lage lonen en een grote interne markt.
Wie de Nederlandse geschiedenis een beetje kent, weet dat Nederland het daar niet van moet hebben. Nederland stond bekend als gidsland met een vernieuwende ondernemersgeest. Daar is ook kennis voor nodig, maar alleen kennis op het gebied van taal en rekenen is onvoldoende.
Zinloos
We moeten ons in internationaal perspectief niet blind staren op kinderen uit andere landen die voor taal en rekenen beter presteren dan Nederlandse kinderen. Want kennis van deze basisvaardigheden alleen is zinloos als je daarbij niet het creatief vermogen hebt om er concrete problemen mee op te lossen.
Niet voor niets is het Nederlands watermanagement internationaal zo vermaard, omdat we in staat zijn onze basiskennis op dat vlak telkens weer op een creatieve manier toe te passen bij het oplossen van problemen in totaal verschillende omstandigheden in vele werelddelen.
Met de mond wordt deze vormende kant van het onderwijs in de Kamer wel beleden. Maar het is nog niet terug te zien in noodzakelijke terughoudend beleid. Dit kabinet blijft sturen op taal en rekenen, terwijl het gevaar zo groot is dat de vrijheid om te vormen langzaam wordt weggedrukt.
De huidige nadruk op taal en rekenen lijkt een reactie op het competentie gericht onderwijs van de afgelopen jaren, met de nadruk op oplossingsvermogen, samenwerking en reflectie. Die keuze voor het ontwikkelen van vaardigheden ging ten koste van kennis.
Nu lijkt het beleid door te slaan naar de andere kant en ligt er een te grote nadruk op kennis en toetsen. Competenties en kennis kunnen echter niet zonder elkaar. Als die twee in een juiste balans worden gebracht, is het onderwijs de winnaar. Daar zou dus ons onderwijsbeleid op gericht moeten zijn.
De auteurs zijn respectievelijk voorzitter van CNV Onderwijs en voorzitter van Besturenraad, centrum voor christelijk onderwijs.