Christenen in Midden-Oosten vurigste pleitbezorgers mensenrechten
De soms benauwde positie van de christelijke gemeenschappen in het Midden-Oosten lijkt zich de afgelopen maanden ontwikkeld te hebben tot een hot item waaraan zelfs seculiere media regelmatig aandacht gingen besteden. Verslaggeving over de voortgaande aanvallen op kerken in Irak werd afgewisseld met triest nieuws over daden van evidente agressie tegen koptische christenen.
Aan het begin van de 21e eeuw lijken we een herhaling mee te maken van de situatie in de eerste decennia van de 20e eeuw, die de ineenstorting van het Osmaanse Rijk lieten zien. Er ontstond een nieuwe politieke orde in het Midden-Oosten, waarbij het vraagstuk naar de plaats en de toekomst van de oude christelijke kerken in deze regio een prominente rol speelde. Anno 2011 lijkt de vraag eerder te zijn óf er nog een plaats en een toekomst is voor de christenen in de Arabische wereld.
Enkele weken geleden ontstond er grote beroering onder Libanese en Syrische christenen. Bechara Rai, de nieuwe patriarch van de maronieten in Libanon, had een officieel bezoek gebracht aan de Franse president Sarkozy. Deze zou tijdens zijn onderhoud met de patriarch hebben gezegd dat er geen plaats meer was voor christenen in het Midden-Oosten. Sarkozy zou christenen in het Midden-Oosten hebben aangeraden massaal naar Europa te emigreren. Frankrijk ontkende snel dat de Franse president dit gezegd zou hebben, maar kringen rond patriarch Bechara Rai bevestigden dat Sarkozy dit inderdaad had gezegd. Het leek bepaald een onheilspellend signaal uit Europa.
Onvermijdelijk
Deze uitspraak versterkte het beeld dat de media sinds jaren schetsen. Het vertrek van de christenen uit het Midden-Oosten zou onvermijdelijk zijn omdat er geen plaats meer voor hen zou zijn in dit gedeelte van de wereld, waar het christendom zowel zijn oorsprong als eerste verspreiding vond. Deze trend wordt vervolgens vooral toegeschreven aan de opkomst van de radicale islam, waardoor christenen uiteindelijk worden gedegradeerd tot beklagenswaardige slachtoffers die gered moeten worden uit de klauwen van moslimfundamentalisten.
Deze visie is koren op de molen van zowel bepaalde rechtse partijen in Europa als diverse regeringen in de Arabische wereld die deze Europese angst voor de radicale islam weten uit te buiten en te bespelen. Waarmee de christelijke kerken in het Midden-Oosten het risico lopen een speelbal te worden in dit regionale en internationale krachtenspel.
De aanwezigheid van radicale, de christenen vijandige stromingen in de Arabische wereld behoort helaas tot de realiteit waarmee christenen daar in toenemende mate moeten leven. En het verdwijnen in één generatie van de vrijwel gehele Joodse gemeenschap uit de Arabische wereld bewijst dat ook dit een reëel scenario is dat zich zou kunnen herhalen. De dreigende leus: ”Na de lieden van de zaterdag (Joden) die van de zondag (christenen)”, die men soms op muren gekalkt vindt in Arabische steden, lijkt in deze richting te wijzen. Het verwijst echter nog meer naar wat men de teloorgang van de moderniteit zou kunnen noemen. Hoe dit alles te verklaren?
Illustratief
De ontwikkelingen in Irak voor en na het jaar 2003 zijn hierbij illustratief. Het seculiere Iraakse Ba’athregime had sluimerende conflicten en onderlinge haat slechts onderdrukt, maar niet aangepakt. Er was geen groei geweest naar een soort van moderniteit die de gelijkheid van alle burgers voor de wet accepteert als een natuurlijk beginsel dat geen discussie behoeft. Men zou zelfs omgekeerd kunnen redeneren door te stellen, dat het Iraakse Ba’athregime de eeuwenoude maatschappelijke verschillen net had aangewakkerd omdat dit regime werd vereenzelvigd met slechts één component van de Iraakse samenleving, namelijk de soennitische minderheid in het land.
Moderniteit beperkte zich tot de buitenkant. Saudi-Arabië bezit een uiterst moderne infrastructuur en fabelachtige, futuristisch aandoende gebouwen, die echter bewoond lijken te worden door middeleeuwse geesten die nog steeds mensen ter dood brengen omdat ze zich schuldig hadden gemaakt aan hekserij en tovenarij.
Met de sterke opkomst van de fundamentalistische islam, die de toekomst tegemoet wil treden door terug te keren naar het verleden, lijkt de strijd om de Arabische ziel definitief ten nadele van de moderniteit beslecht. De tragiek wil dat deze moderniteit in de wereld van de islam steeds sterker werd geïdentificeerd met westerse ideeën en invloeden die haaks stonden op de eigen culturele traditie, die vooral geworteld was in de islam. Arabisch nationalisme, socialisme en secularisme –stuk voor stuk geesteskinderen van deze moderniteit– zijn de afgelopen eeuw in de Arabische wereld uitgeprobeerd en te licht bevonden. De voorstanders van deze ideeën faalden jammerlijk in het opbouwen van meer rechtvaardige samenlevingen die alle burgers gelijke kansen boden op een betere toekomst. Om zich staande te houden, gingen deze burgers zich in toenemende mate heroriënteren op de eigen stam of religieuze groep, waarmee de oude DNA-structuur van de Arabische wereld werd versterkt.
Unieke natie
Deze trend was voor de christenen in de Arabische wereld dubbel dramatisch omdat net zij vanaf de 19e eeuw belangrijke bijdragen hadden geleverd aan de Arabische renaissance. Die manifesteerde zich in de opkomst van het Arabisch nationalisme, dat gebaseerd was op de notie dat er een unieke Arabische natie bestond die alle inwoners van de Arabische wereld omvatte, ongeacht hun etnische of religieuze binding.
Het moest de weg vrijmaken voor de ontwikkeling van meer liberale, rechtvaardiger samenlevingen. De tragiek van christenen in het Midden-Oosten schuilt vooral hierin dat dit moderniseringsproject om een veelheid van redenen faalde. Fundamentalistische stromingen binnen de islam konden dit falen vervolgens uitbuiten door het te wijten aan het feit dat ideeën zoals nationalisme en secularisme westerse concepten zijn, vreemd aan eigen traditie. De Arabische christenen kwamen hierdoor als de belangrijkste aanhangers van deze ideeën in een toenemend isolement terecht en trokken zich net als andere groepen steeds meer terug binnen de muren van de eigen gemeenschap. Een terugtrekkende beweging uit samenlevingen die hun christelijke medebewoners wel degelijk veel verschuldigd zijn.
Uitwisseling van ideeën
Vooral Libanon en Egypte ontwikkelden zich in de 19e eeuw tot centra waar christelijke elites en intellectuelen hun onvervangbare bijdragen leverden aan de ontwikkeling van de Arabische wereld. Al-Ahram, tot op heden de belangrijkste Egyptische krant, werd in 1875 opgericht door de christelijke familie Taklas, waarmee een enorme impuls werd gegeven aan de vrije uitwisseling van ideeën. De christenen waren zich bewust van het belang dat het onderwijssysteem speelde bij de formatie van vernieuwende samenlevingen.
Het waren Egyptische christenen die in Caïro aan de wieg stonden van de Fuad al-Awal Universiteit (de huidige Caïro University), waar onderwijs werd gegeven volgens een modern curriculum. De Libanese christenen stichtten rond dezelfde tijd het beroemde Dar al-Hikma (Huis der Wijsheid). Leidende christelijke families speelden tevens een belangrijke rol in de economische en politieke opleving van hun landen. De Wafdpartij was aan het begin van de 20e eeuw de belangrijkste politieke beweging in Egypte en werd vanaf 1927 geleid door de koptische christen Makran Ebeid Pasha. In de Levant behoorden christenen zoals Michel Aflaq tot de ‘vaders’ van de Ba’athideologie.
Gelijkheid van allen
Dit alles gaf de Arabische christenen indertijd de hoop dat hun toekomst lag in de landen waarin ze waren geboren en dat ze een integraal deel zouden vormen van deze nieuwe, moderne natiestaten van de toekomst, die de gelijkheid van allen voor de wet zouden erkennen.
Het was een periode van revolutionair elan, gedreven door een hoop en optimisme dat vreemd lijkt te contrasteren met de Arabische revoluties anno 2011, die veeleer werden veroorzaakt door diepe gevoelens van wanhoop, frustratie en ontgoocheling. Het feit echter dat belangrijke segmenten van zowel de islamitische als de christelijke gemeenschappen deze sombere gevoelens delen, kan de Arabische christenen een sprankje hoop voor de toekomst geven. Vergeleken met de 19e eeuw zijn hun aantallen procentueel inderdaad gedecimeerd, maar op het intellectuele vlak, dat de opbouw van staten moet dragen, wint kwaliteit het altijd van kwantiteit. Net als in de 19e en de 20e eeuw vormen de Arabische christenen een groot potentieel aan positieve bijdragen.
Dit potentieel moet echter worden bevrijd uit de Iraakse nachtmerrie die de Arabische christenen overschaduwt. De ‘democratische’ omwenteling in Irak in 2003 leidde tot wat wel eens de eliminatie zou kunnen worden van de Assyrisch christelijke gemeenschappen in dat land, waarbij de wrangste les was dat het postchristelijke Westen onverschillig de andere kant op keek. Het versterkte de gevoelens van de christelijke gemeenschappen in het Midden-Oosten dat ze er alleen voor staan. Wat weer de neiging versterkte om veiligheid te zoeken in een zelfgekozen isolement.
Het Westen hoopte dat de Arabische lente van 2011 zou leiden tot vrijheid en respect voor de mensenrechten in dit gedeelte van de wereld. Westerse politici zoeken bijna wanhopig naar gesprekspartners in de Arabische wereld om deze ideeën te promoten. Waarbij ze zich niet lijken te realiseren dat juist de christenen in het Midden-Oosten de vurigste pleitbezorgers voor deze moderne concepten zijn.