Opinie

Weg met dwangbuis van groepscode

Onlangs was ik tijdens een kerkelijke vergadering getuige van gesteggel over het opstellen van een evangelisatiefolder. Het concept, opgesteld door een commissie waarin gerenommeerde predikanten participeren, was al meerdere keren besproken, maar nog steeds niet goedgekeurd. Eerst was het concept te ruim en vervolgens te smal. Toen werd er te veel gezegd en daarna te weinig. Vervolgens was het te ingewikkeld en ten slotte te oppervlakkig. Het traject voor het opstellen van de folder strekt zich inmiddels over maanden uit.

Mr. D. J. H. van Dijk
16 November 2011 09:04Gewijzigd op 14 November 2020 17:42

Op zulke momenten zakt de moed je in de schoenen. Het zijn momenten waarin 
ik weinig perspectief zie voor onze gezindte. En helaas, ik ben een optimist, 
geen pessimist. Maar als wij ons eigen geloof niet meer eenvoudig kunnen verwoorden in normale, alledaagse taal waarbij een buitenstaander zich zonder veel moeite iets kan voorstellen, zijn er slechts twee conclusies mogelijk. Of wij weten zelf niet goed wat wij geloven óf wij geloven het zelf niet.

C. S. Lewis heeft ooit voorgesteld om tijdens het predikantsexamen kandidaten verplicht een stuk theologisch proza te laten vertalen in een tekst waarvan de eerste de beste medepassagier in de bus direct zou snappen waar het over gaat. Ik vind dit een zinvol voorstel. Het vermogen om te vertalen is de proef op de som; dan weet je of je zelf echt begrepen hebt wat je bedoelt. Wie zo’n vertaling niet kan maken, dient geen toegang te krijgen tot het predikambt.

Het voorgaande is niet alleen van belang voor buitenkerkelijken. Het is minstens zo relevant voor onze eigen jongeren én voor onszelf! Als de prediking een levend gebeuren is, mogen we niet terugvallen op riedeltjes, jargon en gestold taalgebruik. Dan wordt de Bijbelse boodschap gereduceerd tot overgeleverde leer. Dan moet bijvoorbeeld ”de mens” aan zijn zonde worden ontdekt om genade nodig te krijgen. Dit klinkt orthodox, maar feitelijk wordt er slechts een theoretische uitspraak over zonde en genade gedaan. Geen wonder dat de gemeente het welwillend aanhoort. Niemand wordt persoonlijk onder het oordeel gebracht, maar ook niemand vrijgesproken.

Jongeren zijn niet oppervlakkig. Zij prikken er direct doorheen als wij uit 
onmacht vervallen in jargon en in allerlei abstracte termen over God. Deze jonge mensen proeven de schijn en ontdekken dat er geen innerlijkheid, geen wezen, geen geest en geen ervaren waarheid in is. En als deze jongeren zich dan afwenden naar Heart Cry, omdat daar in hun ogen nog íéts te beleven valt, zullen wij dan de eersten zijn om hen stenen na te gooien? Hun overstap vormt een oordeel over de kring waaruit zij voortkomen, een oordeel over de scholen waar zij geweest zijn en een oordeel over het verleden waar zij het heden van zijn.

We kunnen beter naast deze jongeren gaan zitten en onze geestelijke verlegenheid met hen delen. Bewegingen zoals Heart Cry komen vaak voort uit een blinde vlek van de kerk. Het is de kunst om dwars door eenzijdigheden en soms zelfs het sektarische van dergelijke bewegingen heen te ontdekken welke waarheidselementen zij bevatten. Domweg afschrijven is hoogmoed.

Zo stelt Heart Cry de gevestigde kerken indringende vragen over de heiligmaking. Dat doen ook de kanttekeningen bij de Statenvertaling, bijvoorbeeld bij Romeinen 7. Daar wordt gesteld dat de gelovige van de heerschappij van de zonde is verlost, al blijft er strijd. Zelfs wordt gezegd dat de zonde voor het overgrote deel in ons overwonnen kan worden! Zie de verrassende kanttekening bij Romeinen 7:14. Houden wij de zonde niet te gemakkelijk aan de hand? Durven ambtsdragers dergelijke vragen toe te laten?

Predikanten moeten meer moed en zelfstandigheid betonen. Zij zijn gebonden aan Gods Woord en moeten niet steeds met een schuin oog kijken naar hun gemeenteleden of horig zijn aan groepscodes. Weg met die ongeestelijke dwangbuis.

Pas zag ik een menigte rennen, met daarachter een man. Ik vroeg hem waarom hij achter die groep aanholde, waarop hij antwoordde: „Ik moet wel, ik ben hun voorganger.”

De auteur is beleidsmedewerker voor de SGP-fractie in de Tweede Kamer. Reageren? gedachtegoed@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer