De liefde Gods
Romeinen 8:38
„Ik ben verzekerd dat noch engelen, noch overheden, noch machten ons kunnen scheiden van de liefde Gods.” Al is de gelovige ziel op dit punt gerustgesteld, dan is hij toch nog niet helemaal onbekommerd. Dit droevig gepeins komt vaak bij hem binnen: „Och, mijn geestelijke vijand de duivel is zo listig. Hij loopt almaar om mij heen als een briesende leeuw, zoekende hoe hij mijn ziel zou mogen verslinden. Hij heeft ook een geweldig grote macht aan zijn zijde om een arme ziel in het verderf te storten. Och, ik vrees dat hij mij nog eens zal verrassen op een bepaald ogenblik, wanneer ik op het zwakst zal zijn, wanneer ik ’t minst op mijn hoede zal zijn.”
Neen, zegt de apostel, de duivel zal u dat niet aandoen; de helse overheden en machten zullen u niet scheiden van de liefde Gods. „En de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen” (Matth. 16:18). Noch zijn listigheid, noch zijn venijnigheid, noch zijn geweld zal u overweldigen. De boze engelen van satan kunnen u als het ware met vuisten slaan en u zeer zware aanvechtingen bezorgen, zoals zij dat de apostel Paulus aandeden, maar Gods genade zal u dan genoeg zijn (2 Kor. 12:7-9; Luk. 22:31 en 32; Joh. 17:20). Geloof dus, waar kind van God, tot uw vertroosting en tot opwekking van meerdere dankbaarheid, dat noch engelen, noch duivelen u zullen kunnen scheiden van de liefde Gods.
Willem Teellinck, predikant te Middelburg
(”De standvastige christen”, 1620)