Het einde van 2700 jaar Joodse geschiedenis in Irak
De laatste tientallen Joden van Irak betreuren volgens het Egyptische weekblad Rose el-Youssef het einde van het seculiere regiem van Saddam Hussein. Het einde van zijn bewind maakt het mogelijk voor allerlei moslimgroepen om voor een islamitische samenleving te pleiten. Maar ook met die vooruitzichten is emigratie voor de laatste Joden geen optie.
Volgens de Iraakse Joden bestaat hun gemeenschap al vanaf 722 voor Christus in Irak. Toen werd het Tienstammenrijk door Assyrië in ballingschap weggevoerd. In 586 voor Christus werden de twee stammen, Juda en Benjamin, in ballingschap gevoerd naar wat nu Irak is. Irak heeft dus een rijke Joodse geschiedenis, mede omdat daar tussen 500 en 700 na Christus de Babylonische talmoed is gevormd.
De vorming van de staat Israël betekende het einde van de Joodse gemeenschap in Irak. Dit ging gepaard met anti-Joodse uitbarstingen in Irak en aanmoedigingen van Israël om naar het beloofde land te komen. Zo’n 120.000 Joden vertrokken in die jaren.
Met het aan de macht komen van de Baath-partij in 1963 werden aan de overgebleven Joden, die met Israël werden geassocieerd, allerlei beperkingen opgelegd. Tussen de Zesdaagse Oorlog in 1967 en 1973 werd voor zo’n 200 miljoen dollar aan Joodse bezittingen in Irak geconfisqueerd. De overgebleven Joden werden uit overheidsdienst ontslagen.
Het dieptepunt kwam op 17 januari 1969, toen veertien Joden in Bagdad voor een juichende menigte werden opgehangen. Dit leverde internationaal een storm van protest op. Radio Bagdad zei toen: „Wij hebben spionnen opgehangen maar de Joden hebben Christus gekruisigd.”
Natuurlijk leidde dit tot een verdere emigratie in de jaren zeventig, waardoor het aantal Joden tot enkele duizenden werd gedecimeerd. Mahdi Salah vertelt Rose el-Youssef dat het aantal Joden 15 jaar geleden nog 1460 was. De periode van de vervolgingen was toen al voorbij maar vooral religieuze Joden werden wel door Saddams veiligheidsdienst in de gaten gehouden. Ook bleef de anti-Joodse retoriek, die vooral op Israël was gericht, aanwezig. Nog in het jaar 2000 noemde Iraakse overheidsvertegenwoordigers Joden „afstammelingen van apen en varkens.”
De Jerusalem Post berichtte in 1997 dat zo’n 75 Iraakse Joden het land in de periode 1992-1997 waren ontvlucht. De meesten hadden in Nederland en Engeland een nieuw thuis gevonden. Twintig van hen emigreerden naar Israël. Dit was waarschijnlijk de laatste emigratie van enige omvang. Naarmate het aantal Joden afnam, werd ook de druk minder.
Het aantal Joden in Irak wordt nu op een aantal tussen de 50 en 100 geschat, 37 van hen wonen in Bagdad. Gihan al-Maghrabi interviewde voor het Egyptische weekblad Rose el-Youssef een aantal leden van de familie Saleh. Net als in andere Arabische landen zijn ook hier kleine aantallen Joden achtergebleven die weigerden te vertrekken. Het merendeel van hen is nu oud, prakkiseren niet over vertrek naar Israël, maar geven er de voorkeur aan in de landen te sterven waar ze zijn geboren. Doordat er geen gezinnen met kinderen meer zijn, wordt verwacht dat het niet lang meer zal duren voordat er een einde komt aan een geschiedenis van 2700 jaar Jodendom in Irak.
Khalda Saleh (38) is merkwaardig genoeg ook na de verdrijving van Saddam Hussein positief over hem. Ze vertelt het Egyptische weekblad: „We waren vrij. Saddam Hussein gaf elk van ons 40.000 Iraki dinars per maand (een klein bedrag voor dagelijks levensonderhoud). Hij gaf ons ook voedselpakketten.” Deze hulp was niet specifiek voor de Joodse gemeenschap, maar voor heel veel Irakezen die door de economische boycot van Irak waren getroffen.
Saleh vertelt ook dat er geen probleem was om de Joodse godsdienst te belijden, maar er waren al jaren geen gebeden meer in de synagoge omdat de laatste rabbijn al jaren geleden overleden was.
Het verhaal van Youssef is vreemd vanwege de sterke anti-Joodse sentimenten tot ver in de jaren zeventig. Anderzijds is het ook goed mogelijk dat de laatste Joden in Irak steun van Saddam Hussein hebben gehad. Ook kerken hebben steun van Saddam Hussein gekregen. Zo gaf hij land voor de bouw van kerken en hielp hij zelfs financieel. Daarmee kocht hij als het ware hun loyaliteit. Christenen komen nu met verhalen van vervolging tijdens het bewind van Saddam Hussein, maar dat betreft degenen die die loyaliteit niet wilden geven.
Voor de Joden in Irak geldt hetzelfde. De gemeenschap is zo klein en de meesten zijn zo oud dat zij op geen enkele manier een bedreiging vormden en dus was het niet langer nodig draconische maatregelen tegen Joden uit te vaardigen zoals dat tot in de zeventiger jaren gebeurde.
De overgebleven Iraakse Joden zien graag dat Iraakse Joden die de jaren door zijn geëmigreerd, terugkeren naar Irak. Maurice Shohit (54) is in de jaren zeventig uit Irak via Iran naar Israël en later de VS geëmigreerd en wil graag terugkeren. Meerdere leden van de 15.000 sterke Joodse gemeenschap van Iraakse afkomst in de VS zouden dit willen, maar dat is iets dat veel Irakezen niet zien zitten. Ze zijn bang dat teruggekeerde Joden als spionnen voor Israël of de VS zullen werken.
Geruchten dat Joodse soldaten in het Amerikaanse leger in Irak bidden voor „de bevrijding van het land ten westen van de Eufraat” laten oude samenzweringstheorieën herleven dat Joden het land tussen de Eufraat en de Nijl voor de staat Israël willen opeisen. Met zulke geruchten zouden terugkerende Joden alleen maar vijandige reacties kunnen uitlokken en daarmee zal het niet lang meer duren voordat aan de Joodse gemeenschap in Irak een einde zal komen.