Kerk & religie

Geen strijdengel

Rom. 8:38

14 November 2011 08:28Gewijzigd op 14 November 2020 17:39

„Ik ben verzekerd dat noch engelen, noch overheden, noch machten ons kunnen scheiden van de liefde Gods.”
Hierover nu plegen Gods kinderen veel te piekeren en bij zichzelf te denken: Indien de engelen Gods uitgezonden worden om met mij te worstelen en mij te beproeven en indien de Heere God Zijn aangezicht voor mij zou verbergen en Zich tegen mij zou stellen, dan zou ik moeten bezwijken. Dan zou mijn geloof mij moeten begeven en ik moeten vervallen tot algehele wanhoop.

Nee, zegt de apostel, gesteld dat engelen Gods zich tegen u opmaakten, ja, dat de Heere Zelf voor een korte tijd Zijn aangezicht als het ware tégen u zou stellen, zelfs dat zal u niet scheiden van de liefde Gods. Immers, al zou de Heere, tot uw vernedering en beproeving, in een kleine toorn Zijn aangezicht van u een ogenblik verbergen, zo is Hij echter voornemens Zich met eeuwige goedertierenheid over u te ontfermen, zoals Hij Zelf betuigt in Jesaja 54:7 e.v.

Zien we dat ook niet bij Job? Hij klaagt wel deerniswekkend dat de pijlen van de Almachtige in hem staken, waarvan het vurig venijn zijn geest uitdronk, en dat de verschrikkingen Gods zich tegen hem rustten (Job 6:4). Maar toch werd hij niet gescheiden van de liefde Gods. Want hoort toch wat hij in zijn uiterste benauwdheden getuigt: „Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen?” (Job 13:15)

Willem Teellinck,
predikant te Middelburg

(”De standvastige christen”, 1620)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer