Bij reformatieherdenking past verootmoediging vanwege kerkelijke versplintering
De Reformatie is ook dit jaar weer in een groot aantal bijeenkomsten herdacht. Iets om zonder meer dankbaar voor te zijn. Toch is het goed om de invulling van deze ‘diensten’ kritisch tegen het licht te houden.
Vorige week en aan het begin van deze week is er een groot aantal bijeenkomsten gehouden om de kerkhervorming van 1517 te herdenken. Allereerst dringt de vraag zich op: Wat is het karakter van deze samenkomsten? Gaat het om een echte kerkdienst, die dus ook onder verantwoordelijkheid van een plaatselijke kerkenraad valt, of niet?
In de literatuur over de predikkunde van de laatste honderd jaar wordt de hervormingsdienst nogal eens ondergebracht bij de ”kerkelijke gedachtenisdiensten”. Dan staat deze dienst broederlijk naast de herdenkingsdienst van de ”reformatie van 1834 en 1886”. Onder deze rubriek vallen ook ambtsjubilea, herdenkingen van het zoveeljarig bestaan van een gemeente en markante gebeurtenissen in het kerkelijk zendingswerk. In dit geval heeft de samenkomst op de Hervormingsdag het karakter van een echte kerkdienst waarvoor een kerkenraad dan ook verantwoordelijkheid draagt.
In de meeste gevallen gaat het de laatste jaren echter om een interkerkelijke samenkomst die belegd wordt onder verantwoordelijkheid van een bepaald comité. Dat kan variëren van de stichting In de Rechte Straat en de Spaanse Evangelische Zending tot een of andere zendings- of hulpverleningsorganisatie. Uiteraard is daarmee niets mis, integendeel. Toch lopen we zo het gevaar het karakter van de hervormingsdienst vooral te laten bepalen door het doel waarvoor de collecte wordt gehouden. Zou het daarom geen aanbeveling verdienen om deze ”gedachtenisdiensten” wat meer kerkelijk in te kaderen?
Zang en muziek
Omdat de hervormingsdiensten doorgaans informele en interkerkelijke bijeenkomsten zijn, treedt er nogal eens een koor op dat een aantal liederen ten gehore brengt. Of er is een muzikaal intermezzo waarbij bijvoorbeeld een bepaald orgelwerk wordt gespeeld. Ook daarmee is op zichzelf genomen niets mis. Een koor en goed orgelspel kunnen de aantrekkingskracht van dergelijke samenkomsten verhogen. Ik denk persoonlijk met veel genoegen terug aan reformatiebijeenkomsten waarin prachtig werd gezongen en fraai gemusiceerd. Dat voegde echt iets toe aan het gesproken woord.
Toch zou ik ervoor willen pleiten dat een comité dat dergelijke avonden organiseert, wel kijkt naar de inhoud van de muziek die wordt uitgevoerd. Past die echt bij het gesproken woord en bij het thema van de kerkhervorming van 1517? Soms krijg ik de indruk dat een koor tijdens dergelijke avonden gewoon een aantal liederen heeft uitgekozen dat men op dat moment op het repertoire heeft staan. Dat kan natuurlijk uitstekend passen bij het karakter van deze avonden: een mooie psalmbewerking is al snel een goede onderstreping van de boodschap van de Reformatie. Toch kan het ook echt misgaan. Een van de schrijnendste voorbeelden hoorde ik onlangs van een oudere collega. Hij vertelde me dat tijdens een hervormingsdienst de bewerking van het Lutherlied van Jan Zwart werd gespeeld. Even eerder klonk echter ook het ”Prière à Notre Dame”, oftewel een Gebed tot onze Lieve Vrouwe (Maria), van de Franse componist Boëlman. Toen deze collega daar voorzichtig iets van zei, was de reactie dat hij niet zo moeilijk moest doen. Het ”Prière” was immers een belangrijk stuk uit de orgelliteratuur dat Feike Asma ook regelmatig speelde…
Preek of toespraak?
Ook de inhoud van de toespraken op en rond Hervormingsdag verdienen een kritische blik. Gaat het om een preek of een soort toespraak? De laatste jaren hoor ik met enige regelmaat de nodige klachten hierover. Volgens sommigen zouden de toespraken op de Hervormingsdag weinig meer zijn dan de preek die de voorganger de laatste zondag heeft gehouden, verrijkt met enkele vluchtige toepassingen die verwijzen naar Luther, Calvijn of een andere reformator. Dat is de lijn van onze –overigens zeer gerespecteerde– ds. J. T. Doornenbal. Als hij gevraagd werd om een tijdrede te houden, bijvoorbeeld voor de SGP of bij een reformatieherdenking, zei hij: „Ik kom, als ik de preek van afgelopen zondag kan houden.” Dat kan natuurlijk niet! Een preek is iets anders dan een tijdrede, zoals prof. G. Wisse meermalen heeft benadrukt. Een toespraak op Hervormingsdag heeft daarom ook een ander karakter dan de gewone wekelijkse prediking.
Op dit punt dreigen ook andere gevaren. Het komt voor dat een predikant tijdens een hervormingsbijeenkomst een bepaalde hedendaagse problematiek aan de orde wil stellen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het ”overwinningsdenken” dat ook binnen reformatorische kringen zijn invloed heeft, aan de problematiek rond homoseksualiteit of aan het verval van christelijke waarden en normen. Nu is er vanuit het gedachtegoed van de Reformatie zeker alle aanleiding toe om op hervormingsavonden lijnen naar de actualiteit te trekken. Toch wordt het bedenkelijk, als we dergelijke herdenkingsbijeenkomsten aangrijpen om onze eigen theologische of geestelijke agenda’s af te werken. Dan hebben we te weinig oog voor het feit dat het in dergelijke bijeenkomsten allereerst gaat om het ”gedenken van de daden des Heeren” (Ps. 77:12).
Verootmoediging
Ik heb geaarzeld of ik dit laatste punt wel aan de orde zou stellen. Het is namelijk nogal gevoelig. Toch doe ik het, omdat met name dit punt me na aan het hart ligt. Kortgeleden ging ik voor in een gemeente waar ik aan het begin van de dienst het volgende afkondigde: „Op donderdag is er een reformatieherdenking in kerk A. Daarin gaan voor een predikant van de Gereformeerde Gemeenten, de Hersteld Hervormde Kerk en de Christelijke Gereformeerde Kerken. Zaterdag is er opnieuw een hervormingsdienst, in Kerk B. Daarin voeren een predikant uit de Protestantse Kerk in Nederland (Gereformeerde Bond) en de Christelijke Gereformeerde Kerken het woord.” Ik heb die nacht weinig geslapen. Moet dat nu echt zo?
Ik herinner me nog levendig reformatiebijeenkomsten uit de jaren 70 en het begin van de jaren 90 waarin ik sprak samen met collega’s en broeders uit de Nederlandse Hervormde Kerk (Gereformeerde Bond) en de Gereformeerde Gemeenten. Vaak waren dat goede en gezegende samenkomsten. Er bleek iets van een echt reformatorisch-geestelijke herkenning over kerkmuren en kerkmuurtjes heen. Is dat nu echt niet meer mogelijk? Zijn we met onze kerkelijke afscheidingen in het kwadraat wel op de goede weg? Die vragen hielden me die nacht bezig en ze laten me nog steeds niet los.
Deze gedachten worden nog schrijnender als we ze eerlijk zetten tegen de achtergrond van het grootkerkelijke ideaal van de Reformatie. Om dat te illustreren beperk ik me voor het gemak maar tot het denken van Calvijn. Het mag na het overladen Calvijnjaar van 2009 bekend worden verondersteld hoe deze reformator geworsteld heeft om de eenheid van het lichaam van Christus. Hij schreef ooit –kort na de ontdekking van Amerika– dat hij de oceaan wel wilde oversteken als dat dienstig zou zijn voor de eenheid van de kerk. In 1538 werd Calvijn uit Genève verbannen. Zijn volgelingen in die stad wilden zich (uit solidariteit met hem) van de kerk afscheiden. Hij heeft daartegen toen hartstochtelijk gewaarschuwd. Het zou van cruciale betekenis kunnen zijn als we voor dit punt aandacht vragen bij onze reformatieherdenkingen van 2012.
Boetepsalmen
Hoe dat moet gebeuren? Ik beken eerlijk mijn verlegenheid op dit punt. Als ik de verdediging lees van het ”kerkelijke standpunt” uit mijn eigen kring, de Christelijke Gereformeerde Kerken, –bijvoorbeeld van J. J. van der Schuit, ”Na vijf en twintig jaren”– of van andere kerken of groeperingen, dan herken ik daarin veel. Toch geeft de lezing van dit soort literatuur mij de laatste jaren nauwelijks vreugde, maar vooral veel verdriet. Nu weet ik ook wel dat een mens van zijn (kerkelijk) verdriet niet kan leven. Een snelle oplossing heb ik ook niet. De recente kerkelijke ‘eenheidspogingen’ bieden in dit opzicht ook weinig perspectief.
Wellicht moeten we wat minder refomanifestaties houden en ons meer gezamenlijk verootmoedigen. Ik weet het: dat kan goedkoop en gemakkelijk klinken. Waarop ik vooral het oog heb is dit: laten onze herdenkingen van de Reformatie vooral in het teken staan van verootmoediging en boete voor het aangezicht van God. Zo is de Reformatie van 1517 immers ook begonnen. En als er dan door koren tijdens deze bijeenkomsten wordt gezongen –waartegen ik geen enkel bezwaar heb– laten zij dan vooral de boetepsalmen aanheffen. Die hebben immers een centrale betekenis gehad in het leven van Augustinus, Luther en Calvijn, om niet meer namen te noemen.