Kerk & religie

Ds. W. Silfhout: Een biddag bij de overheid bepleiten kan nóg

CAPELLE A/D IJSSEL – Het is bijna niet meer voor te stellen dat de Nederlandse overheid op aandringen van de kerken een bid- of dankdag zou beleggen, zoals de Dordtse Kerkorde (DKO) dat in artikel 66 voorschrijft. Het gaat ds. W. Silfhout echter te ver om dit artikel dan maar te schrappen.

2 November 2011 14:11Gewijzigd op 14 November 2020 17:27
Ds. W. Silfhout. Foto Sjaak Verboom
Ds. W. Silfhout. Foto Sjaak Verboom

„Is er een volck dat Gode meer verschuldicht is dan wij!” zo beleden predikanten tijdens bede- en dankdagen in de eerste eeuwen na de Reformatie. „Wie bevestigt onse dijken en dammen, bewaert ons voor pestilentiën en hongersnood?”

Biddagen werden uitgeschreven wanneer de nood in Nederland hoog was, zoals bij 
het uitbreken van oorlog, besmettelijke ziekten, bij dijkbreuk of overstromingen. Dankdagen, na verlossing uit die gevaren, kwamen eveneens voor. Niet te verwarren met de bid- en dankdagen voor gewas en arbeid, zoals we die nu nog kennen.

Toch rept de DKO met geen woord over het beleggen van dankdagen. Artikel 66 meldt slechts: „In tijden van oorlog, pestilentie, dure tijd, zware vervolging der kerken en andere algemene zwarigheden, zullen de dienaars der kerken de overheid bidden, dat door hare autoriteit en bevel, openbare vast- en biddagen aangesteld en geheiligd mogen worden.”

Nijverheid en vlijt

Ds. W. Silfhout, predikant van de gereformeerde gemeente in Capelle aan den IJssel, veronderstelt dat de dankdag niet in beeld komt omdat artikel 66 herinnert aan toen bekende vaste rooms-katholieke bede­dagen in de middeleeuwen.

Er is ook niet zo veel bekend over vroegere dankdagen. Ds. K. de Gier schrijft in zijn toelichting op de Dordtse Kerkorde over algemene dankdagen (voor redding uit gevaren) en bijzondere dankdagen, zoals sommige steden die vierden. Denk aan dankdagen voor de verlossing uit de macht van de Spanjaarden. Of aan de Beemsterdankdag, „voor de droogmaking en bedijking van de uitgestrekte waterplas.”

In deze bede- en dankdagen wilde men uiting geven aan het gevoel van afhankelijkheid van God de Almachtige, Schepper van hemel en aarde, schrijft ds. De Gier, waarna hij citeert: „waar men niet van nijverheid en vlijt, maar van God alleen dependeerde, zijnde een land, dat geen andere wapenrusting had dan Gods machtige bescherming alleen.”

En, bijna poëtisch: „Hij bestuurt het donderend geschut en de kartouwen. Hij is de ware dijk, die de wateren keert.”

„Je kunt je niet meer voorstellen dat onze overheid een bid- of dankdag uit zou schrijven”, zegt ds. Silfhout. „De kerk mag er zijn, maar niet in het publieke domein.”

Is artikel 66 van de DKO daarmee overbodig geworden? „Het zou best zo kunnen zijn dat kerken zich ook nu nog in bepaalde omstandigheden, zoals tijdens oorlog, verenigen en de overheid vragen een nationale dag van inkeer uit te roepen. In die zin zou ik dit artikel graag laten staan. Of het pleidooi weerklank vindt, is een andere zaak. Toch sta je wat dat betreft elke keer weer voor verrassingen. Er zijn zeker nog mensen aanspreekbaar op christelijke normen en waarden. Neem minister-president Rutte. Bovendien zal de neiging om gehoor te geven aan zo’n oproep in tijden van nood groter zijn dan gewoonlijk.”

Hij acht het zelfs niet ondenkbaar dat kerken in deze ”dure tijd” waarin economieën wankelen, in beweging komen en hun contacten met de overheid gebruiken om erop te wijzen dat „wie wandelt naar Zijn geboden, zegen mag verwachten.”

De predikant vindt artikel 66 een „heel mooi” artikel. „Wie zou niet willen dat kerk en overheid samen zaken van Gods Koninkrijk behartigen, ieder op zijn eigen terrein? Daarom bidden we voor de overheid.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer