Zelfonderzoek
Er is een onverbrekelijke band en samenhang tussen de drie merktekenen van zaligmakende genade: ellende, verlossing en dankbaarheid. Er worden er in onze kerk niet weinigen gevonden die te lang blijven staan bij het nare graf van hun ellende, zonder op te zien naar hun vertroosting. Terwijl zij recht bedroefd en bekommerd zijn over hun zonden, weigeren zij vertroost te worden en blijven in de duisternis wandelen.Het is een onvoorzichtige handel, zowel in het spreken als in het schrijven, die op Gods Woord niet duidelijk genoeg gegrond is, als bijvoorbeeld het gezicht van de zonden en de kennis van de ellende alsook de droefheid daarover tot zo’n hoge trap worden bepaald, zal het voor ware genade gehouden worden. Dit zal bedroefde zielen die zo’n hoge trap in zich niet vinden aan de oprechtheid van hun toestand doen twijfelen. Hun bedroefde geest wordt nog meer terneergeslagen. God bepaalt echter in Zijn Woord dat de droefheid over de zonden hoogst noodzakelijk is en hartelijk oprecht en ongeveinsd moet zijn.
Maar er zijn in onze kerk ook velen die te weinig kennis hebben van hun ellende en er bijgevolg geen rechte droefheid over hebben. Het zijn mensen die bij de eerste trap, bij hun ellende, niet lang genoeg en met diep onderzoek van zichzelf stilstaan en ongegrond met de toepassing op zichzelf tot de verlossing overgaan.
Jeremias Hoolebeek, predikant te Leiderdorp (Onbedriegelijke merktekenen, 1753)