Nogmaals dominee Daan
Over de markante prediker ds. D. Chr. Overduin kan moeiteloos een aantal afleveringen voor deze rubriek worden gevuld. Op de vorige ontving ik reacties met nauwelijks bekende feiten die tot nadenken stemmen. Een van mijn vrienden wist met trefzekere nauwkeurigheid enkele gebeurtenissen te noemen.
De predikant werd buiten de gereformeerde gemeente te Rotterdam-Centrum óók ”dominee Daan” genoemd. En niet ter onderscheiding van zijn prekende broers. Dat was wel in Rotterdam het geval, omdat daar dominee Jan zijn broer Daan opvolgde. Daan stond in deze stad van 1918-1923, Jan van 1924-1925.
Men noemde hem dus ook in andere plaatsen ”dominee Daan”. Op eigen verzoek. Uit nederigheid. Zelfs tegen zijn catechisanten in Ridderkerk zei hij dat ze hem Daan mochten noemen. Als ze dat niet durfden? „Zeg dan maar knechtje.” Zo voelde hij zich, een knecht. Het woord dominee vond hij on-Bijbels en uitheems. Wat zijn baard betreft: die had hij op advies laten staan vanwege hevige kiespijnen. Of het geholpen heeft? Vast wel, want hij heeft hem niet afgeknipt. Wel trok hij onder de preek nogal eens aan z’n rode baardharen en zei dan: „Er komt niet één haartje van mij in aanmerking!”
De catechisatielessen legden zo veel beslag, dat als de jongeren in Ridderkerk weer naar huis ging, ze geen woord met elkaar wisselden. Totdat aan het eind van de Lagendijk de wegen scheidden. Dan klonk het enkel: „Tot volgende week.”
In Rotterdam was het niet anders. Het gebeurde eens dat voordat de catechisatie begon, een groepje meisjes aan het touwtjespringen was. De dominee deed gewoon mee… Maar even later was er volop ernst, als dominee ging catechiseren. Een andere avond had hij uit een groepje jongens er een horen vloeken. Wie? Dat wist hij niet. Voordat hij de catechisatie begon, vroeg hij wie er gevloekt had. Geen reactie. Hij vroeg het nog eens. „Want ik kan zo niet beginnen.” Weer bleef het stil. De spanning was voelbaar. Toen zei ds. Overduin: „Als niemand het zeggen wil, dan gaan we nu allemaal op de knieën en dan zal ik de Heere vragen of Hij de vloeker wil aanwijzen!” Op dat moment riep een jongen angstig: „Niet doen dominee, niet doen, ik was het!”
In de strenge winters waarschuwde de dominee voor het schaatsen. „Als je door het ijs zakt en verdrinkt, zak je zo in de rampzaligheid. Je mag pas schaatsen als er geen water meer onder het ijs is!” Dat had niets met wetticisme te maken; daarvan was Overduin een verklaard tegenstander. Het was uit bezorgdheid over de jonge levens van zijn gemeente.
Ds. Overduin zei waar het op stond en ontzag niemand. Een van de organisten in Rotterdam was M. Kropff, een bekeerde Duitser uit een steenrijke, kunstzinnige familie. Hij maakte het eens wat al te bont tijdens een kerkdienst, waarop Overduin riep: „Kropff, het is hier geen orgelconcert!” Het was meteen over…
Aan het aardse leven van deze begenadigde dienstknecht kwam bijna 65 jaar geleden, op 11 december 1946, een einde.