„En men vond daar een arme wijze man…”

„En men vond daar een arme wijze man.” Hij wordt ons hier zo voorgesteld dat wij hem kunnen zien: in Zijn mensheid als een Man. Onze Heere Jezus Christus, de heerlijke Zaligmaker en Verlosser was een mens, een man. Tevoren was van Hem geprofeteerd dat Hij het zaad der vrouw, het zaad Abrahams zou zijn. In de volheid des tijds is Hij geworden uit een vrouw, geboren uit een maagd: „Het Woord is vlees geworden.” Hij werd waarachtig mens. Hij maakte al de verschillende trappen van het mens-zijn door: ontvangenis, kinderjaren, jongelingsjaren, rijpere leeftijd. Hij was een ellendig mens, „een man van smart en verzocht in krankheid”, Hij was sterfelijk zoals wij. Hij stierf werkelijk, zoals wij moeten sterven. Hij stierf een pijnlijke, smadelijke en schandelijke dood, hetgeen wij gedenken in het heilig avondmaal.

Wij kunnen de Verlosser in Zijn Godheid aanmerken als een wijze Man. Wijsheid wordt onder de gevallen mensen niet gevonden. Zij hebben allen door de val van Adam het verstand verloren en zijn dwazen geworden. Een wijze man, dat is: die zowel God als mens is, een persoon, in de menselijke natuur, die de wijsheid van God bezit, ja, die „de Wijsheid Gods” is (1 Kor. 1:24).

R. Erskine, predikant te Dunfermline (Schotland) (”Preken”)