Paaseilandmythe geen profetie voor teloorgang westerse cultuur
Hoeveel gevaar loopt de westerse beschaving om aan haar eigen succes ten onder te gaan? Heel veel, aldus de Paaseilandtheorie.
Jan Boersema toetste deze aan de feiten. Hij beschrijft in zijn boek ”Beelden van Paaseiland” dat de werkelijkheid anders en veel complexer in elkaar steekt dan die theorie wil doen geloven. Boersema is hoogleraar culturele en levensbeschouwelijke dimensies van de relatie tussen mens en natuur bij het Instituut voor Milieuvraagstukken (IVM) aan de VU in Amsterdam.
Toen de Nederlandse admiraal Jacob Roggeveen op paaszondag 1722 met zijn drie schepen bij de Paaseilanden arriveerde, trof hij daar een volslagen kaal eiland aan. Er woonden enkele duizenden mensen die op voet van oorlog leefden en elkaar zouden gebruiken als aanvulling op het schaarse menu. Van een hoogstaande cultuur was geen sprake.
Toch moest dat ooit anders zijn geweest, gezien de metershoge beelden die met honderden op het eiland waren opgericht. Sterker: de oprichting van deze beelden moet de oorzaak zijn geweest van de teloorgang van een hoogstaande beschaving.
De bomen die nodig waren geweest voor het transport, veroorzaakten een kaalslag op het eiland die zijn weerga niet kende. Uiteindelijk was er geen hout meer om zeewaardige kano’s te bouwen. De zeevisserij hield op te bestaan en de buurman kwam op het menu. De bevolking kelderde in die tijd van 20.000 naar 111 mensen.
Dit is het bekende verhaal van het Paaseiland dat de huidige westerling tot lering en vermaak wordt voorgehouden: zo kan het ook gaan met onze beschaving. Boeken als ”Silent spring” (Stille lente) van scheikundige Rachel Carson, ”The Population Bomb” (De bevolkingsexplosie) van bioloog Paul Ehrlich en het rapport ”Grenzen aan de groei” van de Club van Rome voedden deze ideeën in de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw.
Dit catastrofedenken kwam in de jaren 90 opnieuw tot leven. Zo koppelden verschillende auteurs de grafiek van het opgaan, blinken en verzinken van Paaseiland aan het lot dat de aarde volgens de Club van Rome te wachten staat. Ook iemand als Al Gore gooide in 2006 olie op het vuur met zijn film ”An Inconvenient Truth” (Een ongemakkelijke waarheid).
De vraag is of de Paaseilandtheorie en de bijbehorende gevolgtrekking kloppen. „Is dit een schoolvoorbeeld van een collectieve dwaling?” vraagt Boersema zich af. De in brede kring aanvaarde theorie is volgens hem vooral tot icoon van de ecologische geschiedenis en van het collectieve doemdenken gemaakt. En dat wil de hoogleraar in zijn boek rechtzetten.
Conform de ramptheorie volgen de gebeurtenissen elkaar in logische volgorde op: ontbossing, erosie, voedselgebrek, honger, strijd en decimering van het aantal mensen. Maar wat is daarvan waar? Boersema beschrijft dat het eiland rond 1650 praktisch kaal was. Daardoor had op sommige plekken inderdaad erosie plaats. Door gebrek aan bomen konden de Paaseilanders geen zeewaardige kano’s meer bouwen, waardoor zeevis van het menu was verdwenen.
Maar leden de eilanders toen honger? Volgens de hoogleraar allerminst. Nooit hebben bezoekers hongerende mensen aangetroffen. Ook boden de eilanders ieder passerend schip voedsel aan als ruilwaar. Bovendien blijkt uit paleontologisch onderzoek aan botten en schedels dat de mensen er in die tijd gezonder waren dan in het toenmalige Europa.
In totaal moet de bevolking ten hoogste 4000 zielen hebben geteld, terwijl het eiland er zonder problemen 20.000 had kunnen voeden. Uiteindelijk is de introductie van het pokkenvirus samen met tuberculose het eiland fataal geworden en bleven er in 1877 111 eilanders over. „Er is eerder sprake van een langzame aftakeling dan een plotselinge ineenstorting”, aldus Boersema.
Kan op basis van deze reconstructie het hele idee van een ineenstorting door overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen beter worden begraven? Niet direct, aldus de hoogleraar. „De les die hieruit geleerd kan worden, is dat overexploitatie kan leiden tot verschraling en kwaliteitsverlies, maar niet direct tot een ineenstorting van een beschaving. Niet de duurzaamheid maar de kwaliteit is in het geding.”
Helder doet Boersema uit de doeken dat het een ernstige misvatting is om mensen wakker te schudden met doemdenken. Na aanvankelijke schrik treden een zekere verlamming en zelfs doofheid voor de boodschap op. „Enerzijds roepen dat de wereld grote rampen te wachten staan en vervolgens een spaarlamp aanraden, zoals Al Gore deed, lijkt mij geen goede verhouding. Je voelt je in zo’n geval als goedwillende kijker eerst schuldig en vervolgens machteloos of onnozel.” Evenredigheid tussen de ernst van de boodschap en de maatregel is volgens hem uiterst belangrijk.
Boersema is erin geslaagd een duidelijk en goed leesbaar verhaal neer te zetten met een realistische boodschap: de reconstructie van de geschiedenis van Paaseiland levert geen handvatten om te veronderstellen dat de westerse maatschappij plotseling in elkaar zal storten.
Boekgegevens
”Beelden van Paaseiland. Over de duurzaamheid van een cultuur”, door Jan J. Boersema; uitg. Atlas, Amsterdam, 2011; ISBN 978 9045 010 52 6; 351 blz.; € 19,95.