RD wil reformatorische zuil niet bepleisteren
De luiken open of de luiken dicht? Dat was jarenlang de discussie over de strategie van reformatorische organisaties, vooral in het onderwijs. De discussie is inmiddels een kwartslag gedraaid. Houd je krampachtig vast aan de zuil, of klim je over de restanten van de eens zo massieve pilaar naar buiten? Wie af en toe nog enige bescherming binnen de zuil zoekt, heeft al snel het imago de tijd niet te verstaan en alleen het voortbestaan van de eigen groep op het oog te hebben. Waar zit het misverstand?
Eigen scholen, eigen verzorgingstehuizen, eigen politieke partijen, eigen vakorganisaties en ook een eigen krant. Bij christenen over de grenzen heerst ongeloof, verbazing en soms ook afgunst. Wat hebben christenen in Nederland veel ‘eigen’ wat zij in hun land missen. Hoe is het mogelijk? En al helemaal onbegrijpelijk vinden ze het dat veel van deze instellingen ook nog eens met overheidsgeld worden bekostigd. Dat ontberen ze allemaal. „Wees er maar zuinig op”, is het vaak gehoorde advies. Sommigen gaan nog een stap verder: „Dank God dat Hij jullie zo veel voorrechten heeft gegeven.”
Een groot voorrecht. Zo zagen de oprichters van christelijke scholen het toen het parlement in 1917 besloot tot financiële gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder onderwijs. De jarenlange schoolstrijd had winst opgeleverd. Alle reden om dankbaar te zijn, zeiden later de stichters van reformatorische verzorgingstehuizen. Dwars door allerlei onmogelijkheden heen kwamen er eigen instellingen van de grond. Ze werden naar de overtuiging van de initiatiefnemers en hun achterban daartoe gedwongen door de voortgaande ontkerstening. Zo kwam ook het Reformatorisch Dagblad tot stand: uit de nood geboren.
Pleisteren
Een voorrecht, die zuil? Een kaartenhuis dat binnen korte tijd zal imploderen, schreef oud-collega Bart Jan Spruyt vorige week in het Nederlands Dagblad. Hij feliciteert het RD weliswaar met het veertigjarig jubileum, maar verzuimt om het dagblad nog vele goede en gezegende jaren toe te wensen. Integendeel, hij richt zijn pijlen op Apeldoorn, omdat de „reformatorische strategie” van dit mediabedrijf volgens hem alleen gericht is op eigenbelang, het voortbestaan van de eigen groep. „Het RD heeft zich sindsdien [sinds het proefschrift van dr. C. S. L. Janse, WBK] opgeworpen als de waarschuwende hoedster die een groep mensen bij een bepaalde levensstijl en bij bepaalde waarden heeft willen behouden.”
Het zij Spruyt vergeven dat hij in zijn puntige schrijfsels soms de stijlfiguur van overdrijving hanteert. Bovendien: het zijn je vrienden die je de waarheid durven zeggen, ook als dat een onprettige boodschap is. Spruyts kritiek biedt in ieder geval de gelegenheid om uit te leggen waar het het RD, of liever breder: de Erdee Media Groep, nu echt om te doen is.
De essentie van zijn kritiek is dat het RD vooral bezig is met het pleisteren van die op instorten staande zuil. Het RD is in zijn ogen niet uit op het behoud van mensen bij het christelijk geloof, maar bij de reformatorische zuil. „En dus gaat de Erdee Media Groep dingen bieden waar mensen bij willen horen.” En waarom die groep zou moeten voortbestaan? „Dat antwoord weten ze in Apeldoorn niet meer te geven.” Spruyt ziet een groot gevaar: in zo’n kunstmatig opgetuigde zuil zal het geloof, de christelijke levensovertuiging, zijn functie verliezen omdat die alleen nog bedoeld is om het groepsgevoel in stand te houden.
Zuil geen doel
Vergeef het me, Bart Jan, dat ik die aantijgingen niet onbeantwoord laat. Spruyt richt in zijn betoog indirect ook zijn pijlen op de hele zuil, inclusief de wereld van de „SGP en Gereformeerde Gemeenten, van familiebladen en Banierboeken, Wegwijsbeurzen en Kliksafe.” Een wereld die hem aan de ene kant lief is, maar waarin hij de blik naar buiten mist: die mensen moeten niet alleen voor zichzelf, maar ook „voor de samenleving levende en leesbare brieven van Christus zijn. Voor heel de kerk en heel het volk, niet alleen voor het kleine eigenbelang van de eigen groep.”
Bovendien is Spruyts kritiek het waard om in het RD en de achterban daarvan geciteerd te worden. Immers, het gevaar waarvoor hij waarschuwt, is inderdaad aanwezig. Ook ik ben daarover bezorgd. Een zuil vol zelfingenomenheid, vanbuiten witgepleisterd en mooi, maar vanbinnen vol dorre doodsbeenderen. Gezellig samen naar Wegwijs, veilig bij Kliksafe, de kinderen naar eigen scholen, strenge codes voor kleding en mediagebruik, op zondag bijeen in kerken die meer weg hebben van gesloten bastions dan van open huizen –maar intussen slechts koude harten die vooral klagen over die boze en goddeloze buitenwereld. Als dat de invulling van ”reformatorisch” is en er is niet méér, dan schieten we, het RD inbegrepen, ernstig tekort.
Heel de samenleving
Maar wie het RD regelmatig leest, weet dat dit slechts een halve waarheid is. Gelukkig maar. Want, om bij het RD te blijven (andere organisaties kunnen voor zichzelf spreken, of hebben dat al gedaan), het beeld van een in zichzelf gekeerde en op zichzelf gerichte krant herken ik niet. Er zijn tal van voorbeelden waaruit blijkt dat het RD wel degelijk de hele samenleving probeert te dienen. Om een voorbeeld te noemen: de meerderheid van de 30.000 tot 35.000 dagelijkse bezoekers van de website refdag.nl heeft weinig of geen affiniteit met het christelijk geloof – maar zoekt toch deze site op en leest er artikelen. In commentaren van het RD ligt regelmatig de nadruk op de publieke taak van christenen. Er is uitgebreid aandacht voor brede maatschappelijke thema’s zoals maatschappelijk verantwoord ondernemen of milieuvervuiling. Als we schrijven over christelijke politiek of islamisering is dat niet zozeer gericht op het behoud van de eigen groep maar juist op het heil van de samenleving. En gesloten zijn we allang niet meer: de opiniepagina heeft een open karakter en buitenstaanders verklaren ons regelmatig dat ze een verschuiving zien bij het RD naar meer openheid voor andere opvattingen.
Behoud identiteit
Dat die organisaties in de reformatorische zuil, om de balans in evenwicht te houden, tegelijkertijd aandringen op het behoud van de eigen identiteit, is zeker geen doel op zich. En het is al helemaal geen nieuwe strategie. Bij allerlei organisaties waren de mannen van het eerste uur zich meer dan bewust van het gevaar van uitholling, vervlakking en afbraak. Menige openingsbijeenkomst stond in het teken van de bekende woorden: „Bewaar het pand u toebetrouwd.” Men wist dat het bederf al in de kiem aanwezig was. De verschuivingen in de Gereformeerde Kerken na de Tweede Wereldoorlog en, later, de teloorgang van de identiteit op veel christelijke scholen, waren zo duidelijk zichtbaar dat bijvoorbeeld de oprichters van reformatorische scholen beducht waren voor zo’n uitholling van binnen uit. Dat gold ook de andere instellingen die eind jaren zestig, begin jaren zeventig werden opgericht.
Aftakeling
Inmiddels zijn we bijna een halve eeuw verder. Wie nu de thermometer in de reformatorische wereld steekt, moet constateren dat in het algemeen de oude doelstellingen en de oorspronkelijk geformuleerde identiteit formeel nog wel overeind staan. Maar de brokstukken vallen inmiddels wel naar beneden. Er is geen aftakeling omdat bijvoorbeeld de moderne theologie de scholen of organisaties is binnengedrongen, en de uiterlijke leefregels gelden ook nog steeds, al staat er druk op. Maar het cement verliest langzamerhand zijn bindende kracht, terwijl er van binnen uit en van buiten af tegen de zuil geschopt wordt, zodanig dat zelfs instortingsgevaar dreigt.
En dat is waar Bart Visser en ik in het Nederlands Dagblad, maar ook enkele sprekers bij ons jubileumcongres, de vinger bij legden. Niet omdat we koste wat kost die zuil in stand willen houden, maar omdat het instorten ervan onvermijdelijk grote schade veroorzaakt. Aan wie? Aan reformatorische gezinnen die verbrokkelen, die straks diep in de buidel moeten tasten voor eigen onderwijs, die tegengewerkt worden in hun wens een internetprovider te kunnen kiezen die gefilterd internet aanbiedt en ongelijk behandeld worden door de fiscus? Ja, dat ook, maar dat valt nog te overkomen.
Er is meer. Als het zout zijn smaak verliest, lijdt de hele samenleving schade. Zouteloze organisaties en zouteloze christenen verdienen het om weggeworpen te worden en zullen het bederf dat deze zondige samenleving doortrekt, niet langer kunnen weren. Zulke christenen zijn geen leesbare brieven meer, ze verliezen aan werfkracht, ze plaatsen hun kaars onder een korenmaat. Dat is Spruyts zorg en die deel ik voluit.
Luiken open
De vrees die is uitgesproken, leeft ook breder dan bij het RD. Juist de laatste tien jaar groeide bij veel bestuurders en betrokkenen het besef dat de eigen organisaties niet alleen hun waarde maar ook hun betrekkelijkheid hebben. Het reformatorische onderwijs kiest er daarom voor om leerlingen al vóór het examenjaar nadrukkelijk te confronteren met wat hun in onze geseculariseerde wereld te wachten staat. De luiken gaan, met het stijgen van de leeftijd van de leerlingen, steeds verder open.
Hoe ver moeten de luiken naar de wereld open? Dat is ook de vraag bij het uitzetten van het beleid van deze krant. Een kunstwerk in het kantoorpand van EMG herinnert aan de twee opdrachten die de oprichters veertig jaar geleden meegaven: die van wachter en van boodschapper. Op wacht staan, signaleren wat er in de samenleving gebeurt, waarschuwen voor en wapenen tegen de invloed daarvan op reformatorische christenen. Maar ook boodschapper: profetisch spreken tegen een ontkerstende samenleving, het proclameren van Bijbelse waarden, metterdaad maar desnoods met woorden. Vijf jaar geleden, bij het vorige lustrum, schreef ik een commentaar van die strekking (zie de link ernaar in de voetnoot) en dat ideaal geldt nog steeds.
Lezers van het RD verwachten dat de krant –net zoals bij elk ander dagblad– conform de grondslag nieuws selecteert en becommentarieert. Die lijn wil de Erdee Media Groep ook de komende jaren voortzetten. Nieuws bieden, commentaar daarop leveren en daarbij de confrontatie met de samenleving niet schuwen. Daarom worden door het RD allerlei mensen –tot ver buiten de eigen achterban– geïnterviewd.
Dus de luiken niet dicht, maar open. Voor de geopende ramen zit wel een hor om ongedierte zo veel mogelijk buiten te houden, maar de geluiden uit de buitenwereld dringen door en tegelijkertijd klinkt er van binnen uit een woord voor de wereld. Door de komst van moderne media nemen de mogelijkheden om het gesprek met de samenleving aan te gaan alleen maar toe, zodat het RD ver buiten de eigen kring gelezen wordt.
Rechts en links afbuigen
Zoals gezegd, ik ben in zekere zin Spruyt dankbaar dat hij ons de spiegel heeft voorgehouden. Er is nog een ander punt dat Spruyt hekelde en waarover we het eens zijn. De gestage emancipatie van de kleine reformatorische luiden waardoor ze „geen boeren en vissers meer waren maar ict’ers en accountants in mooie auto’s.” Kennelijk maken weinigen zich zorgen over dat gevaar. Waarom Spruyt er zo „droevig gestemd” over is, schrijft hij niet – maar ik veronderstel omdat die uiterlijke assimilatie uiteindelijk afbreuk doet aan een andere christenplicht: die van de vreemdelingschap. Want ook dan wordt het zout smakeloos: als het niet meer opvalt, als die reformatorische christen niet meer gericht is op een ander Vaderland, zijn tentpinnen vast slaat in deze aarde en meent dat hij moet participeren in de hedendaagse cultuur om zijn publieke roeping te vervullen. Dan blijkt het vlees zwak te zijn en buigt het snel voor de goden van deze tijd.
De valkuilen links en rechts zijn even diep. Daarover is de Bijbel volstrekt duidelijk.