De Eemsmonding als liturgische vrijplaats
GRONINGEN – De Groningse kerken namen in de 16e en de 17e eeuw qua liturgie een wonderlijke tussenpositie in: meer luthers dan de rest van de Nederlanden, meer calvinistisch dan het aanpalende Oost-Friesland.
Dat was gistermiddag de conclusie van een studiemiddag aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Thema was de ”Liturgie rond de Eemsmonding”. Zowel qua teksten en liederen als qua liturgisch materiaal oriënteerde het calvinisme in Groningen zich na de Reformatie lange tijd op Oost-Friesland, met als belangrijkste centrum de stad Emden.
Lange tijd stond het gebied rond Emden bekend om z’n welwillendheid richting allerlei godsdienstige stromingen, stelde dr. Bernd Kappelhoff (Hannover). Zo vormden Norden en Emden ook in de jaren 50 en 60 van de 16e eeuw een „ketternest”, waar onder anderen Nederlandse gereformeerde vluchtelingen hun heil zochten. Vanaf die tijd veranderde het theologische klimaat, onder invloed van radicaal denkende vluchtelingen, richting „rigide calvinisme”, aldus dr. Kappelhoff.
Toen de kust in de Nederlanden na de Opstand veilig was, keerden veel vluchtelingen terug naar hun eigen land. Voor Groningers kwam dat moment echter vrij laat: pas in 1594 werden de Spanjaarden in Groningen verdreven en kon de calvinist Menso Alting in de Groningse Martinikerk een dankdienst houden. Doordat de Groningers zo lang in Oost-Friesland verbleven, namen ze meer dan andere Nederlanders liturgische gebruiken van hun oosterburen over.
Hymnoloog dr. Jan Luth (RUG) liet zien wat dat voor het kerkelijk lied betekende. Terwijl de synoden in Holland bepaalden dat in de kerken alleen de psalmen en de enkele gezangen uit de berijming van Datheen gezongen mochten worden, was het in Groningen –en ook in Friesland, Drenthe en Overijssel– geen probleem om in de liturgie ook liederen uit de lutherse traditie te zingen. Dr. Luth vermoedt dat het gezangboek dat in 1574 voor de gereformeerden in Emden verscheen de belangrijkste bron van beïnvloeding was. Lutherse gezangen uit die bundel blijken later voor te komen in gezangboeken in onder andere Groningen, Leeuwarden en Zwolle. „Ze waren zó geliefd en bekend dat kinderen van 8 jaar de lutherse liederen uit hun hoofd kenden”, zo citeerde dr. Luth een bron uit 1631. Het lied ”Allein Gott in der Höh” was bijvoorbeeld zeer geliefd, en ”O Lamm Gottes unschuldig” werd tot in de 18e eeuw in de Groningse Martinikerk gezongen.
Dr. Dietrich Diederichs-Gottschalk (Göttingen) liet ten aanzien van de zogenaamde ”Schriftaltäre” zien dat ook het vroegprotestantse avondmaalsmeubilair in Oost-Friesland een geheel eigen karakter heeft: niet rooms-katholiek, maar ook niet calvinistisch. Op de plaats van de roomse hoogaltaren met hun iconografie kwamen in plaatsen als Norden en Canum ”tekstretabels” te staan: altaren met tekstinscripties die een catechetische functie hadden rond met name het avondmaal. In de Ludgerikirche in Norden is dit ”avondmaalsensemble” heel eigensoortig. Een zeszitsbank waarboven onder een blauwe baldakijn een teksttriptiek is aangebracht: het linkerpaneel bevat de instellingswoorden uit 1 Korinthe 10, het rechterpaneel toont de waarschuwing aan onboetvaardigen, middenin staan de teksten over het avondmaal uit de evangeliën. Zitten de luiken dicht, dan zijn op de twee panelen de Tien Geboden zichtbaar. Het ”tekstaltaar”, met ervoor een avondmaalstafel, stamt uit de tijd dat in Norden calvinisten en luthersen met elkaar in de clinch lagen, aldus dr. Diederichs-Gottschalk. Het meubilair is typisch een uiting van transconfessionalisme, waarbij lutherse, zwingliaanse en calvinistische elementen samenkomen.
Dr. Justin E. A. Kroesen (RUG) vroeg aandacht voor een bijzonder fenomeen in een aantal Groningse kerken: ”avondmaalskoren”. Daarbij is het koor van de kerk permanent ingericht voor de viering van het avondmaal, met lange banken langs de wand en vaak een avondmaalstafel in het midden. Zo vierde de gemeente het avondmaal „gaande en staande.” Slechts sporadisch is dit fenomeen buiten Groningen te zien, zoals in Kollum en Noordwijk-Binnen. In 24 Groningse kerken, onder andere in Middelstum en Noordwolde, is deze kerkinrichting bewaard, maar ze moet volgens dr. Kroesen breder verbreid zijn geweest.
Ook in Oost-Friesland zijn dergelijke avondmaalskoren bekend, zoals in Canum en Hinte. Vooral het koor in de laatste kerk lijkt op dat in Groningse kerken. Maar er is ook onderscheid. Daarom concludeerde dr. Kroesen dat er verwantschap is ten aanzien van de avondmaalskoren, maar dat Oost-Friesland meer dan Groningen lutherse invloeden kent, terwijl Groningse kerken meer dan Oost-Friese door het calvinisme zijn gestempeld.