Drie valkuilen
Conflicten zijn zo oud als de wereld. Bijna zo oud. Iedereen krijgt er wel eens mee te maken. Soms voelt iemand zich dan geroepen om zich ermee te bemoeien, om te bemiddelen. Dat kan vanuit persoonlijk betrokkenheid, het kan vanuit een functie. Vanuit een ambt, vanuit een bestuursfunctie of omdat de partijen je specifiek hebben gevraagd om te bemiddelen.
Bemiddelen is een vak, je hebt daar mediators voor. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat men voor ieder conflict een professionele mediator moet inschakelen. Als iemand het zelf doet, is het wel buitengewoon handig om een paar veel voorkomende fouten te herkennen. Dat voorkomt dat de bemiddelaar zich, na veel inzet, tijd en denkwerk, terugvindt op de bodem van een valkuil, samen met beide partijen. Het is daar niet gezellig. Er blijven dan slechts verliezers over. Plus het conflict.
Verleden
De eerste les is: de sleutel voor het oplossen van het conflict ligt niet in het verleden. Dat lijkt misschien logisch, maar in de praktijk blijkt dat bemiddelaars veel tijd en energie stoppen in het samen met de deelnemers ontrafelen van het verleden. In vrijwel alle gevallen is dat contraproductief. Het verleden heeft juist geleid tot de verschillende standpunten waarmee je vandaag te maken hebt. Het opnieuw doornemen van het verleden leidt er gewoonlijk toe dat de huidige standpunten verder in beton worden gegoten.
Wat maakt het zowel voor de bemiddelaar als voor de partijen zo aantrekkelijk om in deze valkuil te stappen? Dat heeft bij de bemiddelaar te maken met een aanname dat er een waarheid is met betrekking tot dit conflict, en dat het conflict over is als iemand ontdekt heeft hoe het werkelijk zit. Vandaar de behoefte om de feiten op een rijtje te zetten. Aan het eind van het traject van factfinding blijkt steeds weer dat ieder vanuit de eigen positie naar de gebeurtenissen kijkt, vanuit eigen belangen en beleving. Wie onbevangen luistert, wie zich in de positie van de ander verplaatst, moet in de meeste gevallen erkennen dat beide zienswijzen vanuit het eigen standpunt logisch zijn. Het verleden brengt de bemiddelaar dus geen stap verder.
De partijen hebben hun eigen reden om graag mee te gaan op weg naar het verleden. Zij gebruiken het verleden om nog eens onomstotelijk aan te geven dat het probleem vooral bij de ander ligt. Het verleden als instrument om zichzelf te rechtvaardigen. Conflictbemiddeling gaat niet over schuldig of onschuldig. Daar hebben we rechters voor. De sleutel voor de oplossing van het conflict ligt in de toekomst: Hoe zouden beide partijen over een jaar met elkaar willen samenwerken en wat zou ze dat opleveren? Wat werkt om daar te komen?
Lui
De tweede valkuil is dat de bemiddelaar inhoudelijk actief wordt. Hij of zij voelt zich vanaf nu verantwoordelijk voor het conflict. Hij ziet al snel welke kant het op moet en probeert beide partijen zo ver te krijgen dat ze die oplossing aanvaarden. Fout. Mediator is het enige vak waarin je vooral dom en lui moet zijn. Het conflict is eigendom van de beide partijen, zij zijn er verantwoordelijk voor en zij moeten oplossingen gaan bedenken. De bemiddelaar is er voor het proces en de communicatie. Niet meer en niet minder.
Stop met denken. Beoefen de kunst van niet-weten. Blijf achterover zitten en geniet daarvan. Beide partijen zijn zelf experts met betrekking tot het conflict. Zij hebben de kaarten in handen om een oplossing te vinden die werkt. Hoe actiever de bemiddelaar wordt, des te sneller gaat hij positie kiezen. Dan is de rol als bemiddelaar uitgespeeld en wordt hij deel van het probleem. Blijf dom, lui en dakloos.
Mijnenveld
Een derde valkuil is dat de bemiddelaar partijen op elkaar laat reageren. De een zegt: „Ik ben onrechtvaardig behandeld en ik hoop dat dat nu eindelijk eens erkend wordt.” De bemiddelaar vraagt aan de ander: „Wat vind jij daarvan?” Hij hoopt dan stilletjes dat de ander het daarmee eens is. Dan komt het proces een stap verder.
In de praktijk werkt het niet zo. Conflicterende partijen hebben echt geen bemiddelaar nodig om op elkaar te reageren. Ze hebben de achterliggende maanden succesvol bewezen dat spel tot in de finesses te beheersen. Als de een A zei, zei de ander B, of zelfs Z. Ze hebben juist iemand nodig om uit dat patroon los te komen. De kunst is om mensen niet op elkaar te laten reageren, maar weer dichter bij zichzelf te brengen.
Als de een zegt: „Ik hoop dat dat nu eindelijk eens erkend wordt”, vraagt een bemiddelaar niet aan de ander: „Hoop jij dat ook?” Maar: „En, waar hoop jíj op?”
Conflicten zijn overal. Het niemandsland tussen de vechtende partijen is het werkgebied van de bemiddelaar. Het is een mijnenveld: smal en vol risico’s. Het in kaart brengen van een paar valkuilen kan de overlevingskans voor de niet-professionele bemiddelaar vergroten.
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl