Commentaar: Belijden met de mond, geloven met het hart
Het is een jubileum dat in ons land ongetwijfeld niet breed aandacht zal krijgen. De Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) werd 450 jaar geleden door Guido de Brès aangeboden aan de toenmalige overheid. Nou ja, aangeboden is eigenlijk een wat te deftig woord voor deze protestantse daad. Medewerkers van Guido de Brès wierpen in de nacht van 1 op 2 november 1561 een pakketje met daarin de door hem geschreven belijdenis over de muur van het kasteel van Doornik.
Inmiddels is de Nederlandse Geloofsbelijdenis een van de zogenoemde Drie Formulieren van Enigheid, samen met de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels. Voor veel protestantse kerkgenootschappen behoort de NGB daarmee tot de fundamenten van de kerk, omdat in dit geschrift de Bijbelse waarheid kernachtig is samengevat. Voor alle duidelijkheid: de Drie Formulieren op zich vormen niet het fundament, maar de Bijbelse waarheden die erin beleden worden.
Wie de moeite neemt om alle 37 artikelen van de NGB door te lezen, zal merken dat dit geschrift een bijna literaire stijl heeft. Wie vindt dat belijdenisgeschriften per definitie droog zijn, heeft duidelijk nog nooit de moeite genomen om de NGB te lezen. Is de Heidelbergse Catechismus als leerboek geschreven in de stijl van vraag en antwoord en zijn de Dordtse Leerregels een polemiek tegen de remonstranten; de NGB heeft meer de vorm van een loflied. Een loflied op het geloof in de Drie-enige God.
De inzet van dit lied is niet mis te verstaan. „Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond (…)”, zo geeft De Brès al in de eerste regel van de NGB de toon aan. En daarmee maakt hij, voordat er nog maar iets anders geschreven is, duidelijk dat je belijden en geloven niet van elkaar kunt losmaken. Ze horen bij elkaar.
En juist die eerste zin van de NGB heeft ook reformatorische christenen veel te zeggen. Daar mogen we niet overheen lezen. Een goede belijdenis is belangrijk. Maar als een belijdenis niet gelóófd wordt met het hart, blijft zij een dode letter.
Ook het woordje ”allen” moet in dit verband niet overgeslagen worden. We kunnen niet vinden dat allen de belijdenis moeten onderschrijven, terwijl we er vervolgens stilzwijgend in berusten dat niet al die belijders het ware geloof deelachtig zijn.
Een ander euvel van veel gereformeerde belijders is dat ze nogal eens denken, of op z’n minst de indruk wekken, dat de NGB slechts 36 artikelen omvat. Want vooral over dat 36e artikel, waar het gaat over het ambt van de overheid, wordt vaak en breed gediscussieerd. Niet zonder reden overigens, omdat juist hier de belijdenis heel concreet raakt aan het openbare, politieke leven.
Toch mag artikel 37, waar het gaat over de wederkomst, niet overgeslagen worden. Want juist waar Guido de Brès aangrijpend schrijft over het einde van deze aardse bedeling en het laatste oordeel, ontvouwt zijn geschrift zich in het slot van artikel 37 ten volle. Jezus Christus zal als Rechter rechtzetten alles wat hier op aarde principieel uit het lood staat. „Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods in Jezus Christus, onze Heere.”