Dwangarbeiders in Duitsland lazen oudvaders
GOUDA – Een groepje Ridderkerkse dwangarbeiders las in het laatste jaar van de Tweede Wereldoorlog op zondag in Keulen preken van oudvaders. Dat staat in het oorlogsdagboek van Jaap van Beek, dat binnenkort bij uitgeverij Den Hertog verschijnt in een bewerking van John Mastenbroek.
Jaap van Beek (1922) was de zoon van een niet-kerkelijke NSB’er. Jaap maakte in de oorlog een omkeer mee. Na de oorlog was hij 39 jaar leraar tekenen aan een technische school in Rotterdam. Hij was een bekende verschijning binnen de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, was jarenlang bibliothecaris van de dr. C. Steenblokbiliotheek en was betrokken bij allerlei onderwijs- en studentenorganisaties. Hij woont nu in Huize Winterdijk in Gouda. Zijn gezondheid is broos.
„Mijn vader groeide onkerkelijk op”, vertelt zoon Herman van Beek, een van zijn zestien kinderen. „Hij werkte op de tekenkamer van een scheepswerf in Rotterdam-Zuid, waar iemand hem –het was in de oorlog– vroeg mee te gaan naar de kerk. Zo kwam hij bij ds. W. C. Lamain in de gereformeerde gemeente van Rotterdam-Zuid terecht. Later zat hij in zijn woonplaats Ridderkerk onder het gehoor van ds. Chr. van de Woestijne.”
Begin januari 1945 ontvingen de inwoners van Ridderkerk en omgeving een oproep om te gaan werken voor de Duitsers. Herman: „Mijn vader was geen NSB’er. Hij ging niet als vrijwilliger voor de Duitsers vechten in Rusland, zoals mijn opa wilde, en hij was ook niet van plan in Duitsland te gaan werken. Mijn opa maakte hem uit voor lafaard, maar dat was hij niet. Hij wilde het uit principe niet doen en dacht erover om onder te duiken. Op 7 januari 1945 drong ds. Van de Woestijne er in een preek over Matthéüs 4:4 op aan om wel te gaan, omdat de bezettende macht gehoorzaamd moest worden. „Je kunt beter met God in Duitsland zijn dan zonder God in Nederland”, zei hij. Dat gaf de doorslag.”
Het werken in Duitsland gaf veel verdeeldheid in Ridderkerk, zowel in de kerken als in families. Sommigen doken onder, anderen deden dat niet. „In het oorlogsdagboek komt steeds weer de twijfel boven of hij het goed gedaan heeft. De laatste jaren neigt mijn vader er steeds meer toe te zeggen dat hij anders had moeten handelen.”
Jaap van Beek schreef bijna van dag tot dag met potlood in een schrift op wat hij meemaakte. Het oorlogsdagboek is bewerkt en voorzien van aantekeningen door John Mastenbroek, schrijver van een aantal boeken over kerkgeschiedenis. „Jaap van Beek had niets van een landverrader”, zegt Mastenbroek. „Niet alleen gingen er grote groepen andere Ridderkerkers naar Keulen om er dwangarbeid te verrichten, ook meende hij tot in het diepst van zijn ziel dat hij dat moest doen. Ds. Van de Woestijne zei dat de Duitsers de legitieme overheid waren. Jaap van Beek dacht principieel en meende dat hij moest bukken onder het oordeel van God, net als Jeremia. Er kwam bij dat het gezin in Ridderkerk weinig te eten had.”
De Ridderkerkse dwangarbeiders moesten puinruimen, bomtrechters vullen, barakken schoonmaken en sjouwwerk verrichten bij temperaturen die ’s nachts daalden tot beneden 20 graden onder nul. Mastenbroek: „Door het oorlogsdagboek loopt een zwarte draad van ontberingen: honger, kou, pijnlijke voeten en meedogenloze behandelingen. Maar er is ook een gouden draad: van de ondersteuning en trouwe zorg van de Heere die Jaap van Beek ervaart als hij in leven blijft en niet getroffen wordt door de ontberingen en de granaten die rechts en links van hem inslaan.”
De bewerker van het oorlogsdagboek vertelt van het geestelijk voedsel dat de mannen kregen. „Er waren onder de Ridderkerkers meerderen die niet alleen een Bijbel bij zich hadden maar ook boeken van oudvaders. Genoemd worden onder andere de ”Redelijke Godsdienst” van Brakel, de catechismusverklaring van Smytegelt en boeken van Comrie, Hellenbroek en Gray. Op zondagmorgen, als ze tenminste niet hoefden te werken, kwam een groep van zo’n twintig man bij elkaar om een preek te lezen, te zingen en te bidden. Meestal ging Bas van der Graaf, de vader van de vroegere algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond, Jan van der Graaf, voor. Op maandagavond leidde hij de catechisatie en op woensdagavond was er een aantal keren een bespreking over de doop.”
Op 4 maart nam Jaap van Beek de benen en vluchtte via het Ruhrgebied naar Nederland. Pas na de bevrijding kwam hij, na veel omzwervingen, terug bij zijn gezin.
Herman van Beek: „Het dagboek is een authentiek verslag van wat mijn vader in Duitsland beroerde. Het heeft hem een groot deel van zijn leven beziggehouden. We zijn blij dat hij de publicatie ervan nog kan meemaken.”