„Daar was een kleine stad en weinig lieden waren daarin.”
Zij hebben inzettingen, sacramenten, dienaars, en een recht om de dienaars en ambtsdragers van de stad te kiezen. Dit is het voorrecht van de stad Gods, meer dan van elke andere stad; en als dit gemist wordt, is zij een beroofde en geplunderde stad.

De zichtbare kerk geniet vele voorrechten, zoals vergeving van zonde, vrede met God, heiligmaking, het eeuwige leven, toegang tot de tafel van de Koning, het Lam en de tempel. De Heere Zelf is de tempel tot Wie zij komen; zij hebben aanspraak op het nieuwe Jeruzalem, een pas van de Koning voor de hemel: „Ik verordineer u het koninkrijk.”

De kerk is een kleine stad; het is een klein kuddeke (Lukas 12:32). Het is maar een klein plekje vergeleken bij de uitgestrekte wildernis van deze wereld; het is een besloten hof (Hooglied 4:12). De kerk wordt bij een kleine stad vergeleken. In vergelijking met deze wereld is zij maar een kleine stad, zeker in de ogen der wereld: klein en veracht. En waarlijk, de ware burgers zijn ook maar klein in eigen oog, de allerminste van de heiligen; de minste van al Gods goedertierenheden onwaardig.”

R. Erskine, predikant te Dunfermline (Schotland)

(”Preken”)